De vraag die nu bij velen opkomt, is of Suriname een nieuw IMF-programma overweegt. De regering heeft aangegeven, dat er nog geen definitief besluit is genomen, maar er wordt steeds gesproken over de mogelijkheid van een vervolgprogramma, nu de situatie iets stabieler lijkt dan voorheen. De regering heeft vaak de voordelen van de samenwerking met het IMF benadrukt, waaronder de verschaffing van financiële middelen, internationale expertise en het herstel van vertrouwen op het wereldtoneel. Het IMF wordt gepresenteerd als een betrouwbare partner die niet alleen bijdraagt aan de financiële stabiliteit van het land, maar ook de nodige kennis biedt voor het uitvoeren van hervormingen. Financiënminister Stanley Raghoebarsing stelde recent nog, dat de samenwerking heeft bijgedragen aan het herstel van Surinames reputatie op het internationale toneel. Dit is zonder twijfel een belangrijke overweging in de strategische keuzes van de regering, vooral gezien de internationale economische positie van Suriname en de noodzaak om externe investeringen aan te trekken.
Toch roept de afhankelijkheid van het IMF vragen op over de soevereiniteit van het land en de effecten van deze externe bemoeienis op het interne beleid. Terwijl het IMF inderdaad financiële middelen biedt, wordt het vaak bekritiseerd voor de strikte voorwaarden die het verbindt aan zijn steun. Deze voorwaarden, die onder meer hervormingen op het gebied van belastingheffing, overheidsuitgaven en sociale programma’s omvatten, kunnen zware gevolgen hebben voor de Surinaamse bevolking. De implementatie van dergelijke hervormingen kan leiden tot bezuinigingen op essentiële overheidsdiensten en sociale vangnetten, waardoor de meest kwetsbare groepen in de samenleving het hardst getroffen kunnen worden.
Wij vragen ons af of Suriname niet in een vicieuze cirkel van afhankelijke hulp terechtkomt, waarbij het land gedwongen wordt externe belangen boven de binnenlandse prioriteiten te stellen.
Bovendien is het opvallend dat de regering de hervormingen die onder het huidige IMF-programma zijn doorgevoerd, nog niet volledig heeft afgerond of geëvalueerd. Het lijkt een risico om een vervolgprogramma aan te gaan zonder eerst te evalueren of de voorgestelde hervormingen daadwerkelijk het beoogde effect hebben gehad. Suriname heeft te maken met structurele problemen, zoals zwakke overheidsinstellingen, corruptie en een inefficiënte publieke sector. De vraag rijst of de samenwerking met het IMF deze institutionele zwaktes voldoende aanpakt, of dat het alleen zorgt voor tijdelijke verlichting zonder fundamentele verbeteringen. De afgelopen jaren zijn er meerdere pogingen geweest om de Surinaamse economie te hervormen, maar de uitvoering van beleid laat vaak te wensen over.
Een ander punt van zorg is de nadruk die de regering legt op de voorbereiding van het land op de verwachte inkomsten uit de olie- en gasindustrie.
De regering ziet deze sector als een cruciale factor voor de toekomstige welvaart van Suriname. Het risico van deze afhankelijkheid is echter duidelijk: Suriname wordt kwetsbaar voor schommelingen op de wereldmarkt en kan te maken krijgen met een zogenaamde ‘resource curse’ – een situatie waarin landen die rijk zijn aan natuurlijke hulpbronnen, economische instabiliteit ervaren door de volatiliteit van de prijzen en een gebrek aan economische diversificatie. Terwijl de regering zegt zich voor te bereiden op deze toekomstige inkomsten, blijven wij lenen om andere leningen af te lossen.
Tot het moment waar wij zelf de institutionele en economische veerkracht hebben om de rijkdom die zal komen uit olie en gas in te zetten, zodat wij in de toekomst zelf het hoofd boven water kunnen houden.
Het is daarnaast belangrijk om te wijzen op de bredere politieke implicaties van de samenwerking met het IMF. Suriname heeft zich de afgelopen jaren gepositioneerd als een land dat streeft naar grotere onafhankelijkheid en zelfbeschikking op het internationale toneel. De keuze om steeds verder in zee te gaan met het IMF kan echter gezien worden als een inperking van die ambitie, aangezien de voorwaarden van dergelijke programma’s vaak de beleidsruimte van landen beperken. De vraag is of Suriname, door haar afhankelijkheid van het IMF, in staat zal zijn om haar economische en politieke autonomie op de lange termijn te waarborgen. Geopolitiek is de keuze niet neutraal. Diverse landen en samenwerkingsverbanden zijn behoorlijk bekoeld in hun bereidheid en voorwaarden tot contact en samenwerking met Suriname, juist vanwege de keuze voor IMF.
Tot slot is het van groot belang dat de regering niet alleen kijkt naar de economische voordelen van een nieuw IMF-programma, maar ook de impact ervan op de levens van Surinaamse burgers in ogenschouw neemt. De implementatie van ingrijpende hervormingen kan vaak leiden tot sociaal ongenoegen en verergering van bestaande ongelijkheden. Het is essentieel dat de regering een balans weet te vinden tussen het versterken van de economie, het behoud van soevereiniteit en het beschermen van de belangen van haar eigen bevolking. De onderhandelingen over het vervolgprogramma zullen dus niet alleen een economische kwestie zijn, maar ook een test voor de politieke wil en de mate van verantwoording die de regering wil afleggen tegenover haar burgers.