Binnen de tijdspanne van één week, heeft de kortgedingrechter twee prestigieuze miljoenen aanbestedingsprojecten in de wacht gezet. In beide gevallen was het aannemingsbedrijf Baitali N.V. dat aan de bel trok – niet omdat het niet kreeg wat het wilde – maar omdat het fundamentele bezwaren had tegen de wijze waarop de aanbesteding verloopt. Twee afzonderlijke kortgedingprocedures. Twee voorlopige verboden. En één grote vraag die boven het proces hangt: hoe robuust is het Surinaamse aanbestedingssysteem werkelijk?
Juist onder deze regering werd de langverwachte aanbestedingswet werkelijkheid. Na jaren van onduidelijk beleid en grijze zones kwam er vorig jaar eindelijk formele wetgeving. Die wetgeving moet rust brengen in de sector, transparantie voor alle marktpartijen, en vooral bescherming van de publieke middelen. Maar als binnen die wetgeving projecten van boven de 40 miljoen Amerikaanse dollars (zoals in het westen van het land) of dertig miljoen (in Paramaribo) op de helling worden gezet, dan is het duidelijk dat papier iets anders is dan praktijk.
De rechter heeft nog geen eindoordeel geveld, maar het feit dat de procedures zijn gepauzeerd, spreekt boekdelen. De voorlopige verboden zijn een teken dat de aangevoerde argumenten — zowel procedureel als inhoudelijk — gewicht hebben. Baitali stelt dat de aanbestedingen niet alleen in strijd zijn met formele regels, maar dat de gekozen aanneemsommen ook fors hoger liggen dan wat marktconform zou zijn. En als dat klopt, gaat het niet langer alleen om juridische techniek. Dan gaat het om belastinggeld. Het hele proces krijgt bovendien een politieke lading die niet genegeerd mag worden. Terwijl het land zich opmaakt voor de verkiezingen, ligt de controlefunctie van De Nationale Assemblee grotendeels stil.
Er is geen reguliere openbare vergadering, terwijl miljarden SRD’s aan toekomstige verplichtingen op het spel staan. In plaats daarvan, is het de rechter die moet bijspringen waar het parlement zwijgt. En hoewel het kabinet via het Directoraat Volkscommunicatie heeft benadrukt dat de Raad van Ministers niet betrokken was bij deze gunningen, is dat niet per se geruststellend. Het zijn immers wel regeringsfunctionarissen — zij het via de Onderraad voor Aanbestedingen en Gunningen — die deze projecten hebben voorbereid.
De symboliek is veelzeggend: de regeringsvergadering waar de president zelf de leiding over had, viel op exact dezelfde dag als het ceremoniële startmoment van één van de nu geschorste projecten. Het beeld van een regering die feestelijk het lint doorknipt, terwijl de rechtspraak datzelfde lint onmiddellijk daarna in de wacht zet, is op zijn minst ongemakkelijk.
Suriname verdient transparantie, efficiëntie en vertrouwen in zijn bestuursstructuren. Als dat er niet is bij aanbestedingen van deze schaal, dan moeten we durven vragen: hoeveel andere projecten lopen ongemerkt fout?