MENTALE GEZONDHEID IN KPS, WAAR GAAT HET MIS?

Korpschef Bryan Isaacs benadrukte recentelijk de noodzaak van meer aandacht voor de mentale gezondheid van politieambtenaren. Met zijn uitspraak: ‘’It is okay to say I’m not okay‘’, onderstreepte hij het belang van het bespreekbaar maken van psychische problemen van leden binnen het Korps Politie Suriname (KPS). Maar deze stelling roept meer vragen op dan ze beantwoordt. Hoe kan het, dat er mensen met ernstige mentale schade, binnen het korps actief zijn? En als dit probleem al langer speelt, waarom is er geen officiële registratie?

Om in dienst te treden bij het KPS, moeten aspirant-agenten een psychologische test ondergaan. Deze moet onder meer vaststellen of iemand mentaal geschikt is om de zware taak van politieagent, uit te oefenen. Toch blijkt uit het artikel dat een aanzienlijk aantal politiemedewerkers kampt met een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en andere psychische problemen. Dit roept de vraag op: zijn deze testen effectief, of worden ze slechts als formaliteit gezien? Het heeft er veel van erop dat de problemen ontstaan na toetreding tot het korps. Dit kan deels verklaard worden, door de blootstelling aan traumatische gebeurtenissen, maar dan rijst de vraag: hoe wordt nazorg binnen het KPS geregeld? En waarom schijnt er geen structureel beleid te zijn, om deze problemen vroegtijdig te signaleren en aan te pakken? De korpschef stelt dat er geen officiële statistieken beschikbaar zijn over de mentale gezondheid van KPS-leden. Dit is opmerkelijk, aangezien het korps zelf dagelijks melding maakt van agenten, die betrokken zijn bij strafbare feiten, waaronder huiselijk geweld en agressief gedrag. Is het misschien zo, dat het korps zijn eigen gegevens niet bijhoudt? Hoe kan een organisatie vertrouwen verwachten, als er een gebrek is aan transparantie over interne problemen? Daarnaast is de afwezigheid van data zorgwekkend om toch te komen tot be-leidsvorming. Zonder betrouwbare cijfers blijft de discussie over mentale gezondheid binnen het korps hangen in vermoedens en anekdotisch bewijs. Dit betekent ook, dat er geen gerichte oplossingen kunnen worden ontwikkeld, omdat de omvang van het probleem niet eens in kaart is gebracht. De afdeling Onder-zoek Politionele Zaken (OPZ) zegt dat ‘een groot aantal’ politiemedewerkers betrokken is bij gewelddadige incidenten, maar dit blijft een vaag gegeven. Hoe groot is dat aantal precies? En wordt er adequaat op gereageerd, of blijft het bij een oppervlakkige constatering, zonder verdere consequenties? Het vertrouwen in de politie wordt mede bepaald, door de manier waarop interne problemen worden aangepakt. Wanneer het korps een cultuur handhaaft waarin mentale gezondheidsproblemen worden genegeerd of gebagatelliseerd, ondermijnt dat niet alleen de effectiviteit van het korps, maar ook het vertrouwen van de samenleving in deze cruciale instelling. De korpschef noemt de Association of Caribbean Commissioners of Police (ACCP) als een platform, waarbinnen over mentale gezondheid wordt gesproken. Maar mooie woorden lossen niets op, zolang er geen concrete actie wordt ondernomen. Het KPS moet een duidelijk beleid opstellen, gebaseerd op transparantie, statistische onderbouwing en proactieve begeleiding van agenten. Het is inderdaad okay to say ‘I’m not okay’, maar als er geen concrete stappen worden genomen om het probleem op te lossen, blijft het slechts bij loze woorden.

More
articles