Migranten uit Cuba, Haïti en Venezuela, belanden na aankomst in Suriname, helaas in een vicieuze cirkel. De onzekere status maakt legaal verdienen onmogelijk. Stil zitten betekent vergaan. Dus belandt men in het grijze circuit. Daar is men prooi en slachtoffer van iedereen, want alle bescherming ontbreekt.
De instituten die het koren van het kaf zouden moeten scheiden, worden steeds meer bemenst met figuren met onzuivere intenties. Bevoegdheden worden misbruikt en er komen oneigenlijke handelingen en één-tweetjes op gang. Zo speelt men het klaar om in enkele gevallen, het volkomen legale en legitieme reisdocument af te pakken en op het politiebureau vast te houden, zonder proces-verbaal, vonnis of afgiftebewijs. De houder van het document moet zich melden op het bureau, met zijn naam en met een bedrag. Die krijgt dan een stempel voor een kortdurend verblijf, voor een hoger bedrag dan in de regels is vastgesteld. Dan heeft men voor eventjes het reisdocument terug. Dat is natuurlijk helemaal niet hoe de wet werkt. Impromptu in beslag of bewaarneming van documenten, behoort niet tot de bevoegdheden van de politie en al helemaal niet zonder een bewijsstuk of zonder contact met de ambassade of het consulaat van het land van herkomst, want het reisdocument is het eigendom van die vreemde staat. De beginselen van recht, soevereiniteit, maar ook menselijk fatsoen, worden geweld aangedaan en de staat Suriname draagt daar verantwoordelijkheid voor.
Het is een goed moment om in herinnering te brengen, dat de vrijheden in onze grondwet verankerd, van toepassing zijn op ‘een ieder’ en dat je geen Surinaamse nationaliteit hoeft te bezitten of legaal ingezetene hoeft te zijn, om daarvoor in aanmerking te komen. Naast algemeen fatsoen en nationale gastvrijheid, is er daarnaast de bescherming van het Inter-Amerikaans Verdrag voor de Rechten van de Mens, waar ook Cubaanse, Haïtiaanse en Venezolaanse staatsburgers, zeker ook aanspraak op maken. Het is dus niet ‘zomaar een vreemdeling’ die deze behandeling ten deel valt, maar een vreemdeling, waarvoor wij ons toegewijd hebben bij het hoogst mogelijk verdragsmiddel, om als natie zorg te dragen voor hun mensenrechten, alsof het onze eigen burgers betrof. Voor Cuba geldt zelfs dat wij als CARICOM-land twee protocollen voor burger- en goederenverkeer zijn aangegaan voor elkaars bescherming. Echter, het heeft er veel van dat meerdere actoren binnen onze bestuursorganen, zich lenen voor praktijken die sterk lijken op afpersing.
Het deportatiespook van Trump en zijn recente aanpak van immigranten in de Verenigde Staten, maakt deze angst nog groter. Behalve het feit dat onze wetgeving, juridisch niet hetzelfde toelaat en de behandeling als criminelen niet toestaat, kennen wij hier wél het onderscheid tussen de bestuursovertreding van illegaal aanwezig zijn van de vreemdeling en de dwangmiddelen, opsporing en sancties van het strafrecht. Behalve de juridische belemmeringen, is er een financieel gebrek om te begroten en te onderhandelen, in de richting van grootschalige uitzettingen. Dat gaat gepaard met overeenstemming met het land van herkomst voor ontvangst van de illegalen, verblijf (ironisch genoeg) van de begeleidende uitzettende functionarissen, logistiek voor vliegverkeer, naar de drie grote betrokken naties. Naar Guyana of Frans-Guyana zou er in theorie misschien iets georganiseerd kunnen worden. Maar onder de huidige economische realiteit, kan de overheid dit simpelweg niet bewerkstelligen of realiseren.
Ons land verdient niets aan deze angstcultuur en doet er beter aan, de maatschappelijke discussie op gang te brengen, over het realiseren van een bevolkingspolitiek die Suriname beleidsmatig, verder op weg helpt.