Het pand van het ministerie van Regionale Ontwikkeling en Sport (ROS), dat sinds november vorig jaar in erbarmelijke staat verkeert door de hevige rukwinden die het dak hebben weggevaagd, vormt een dringende uitdaging op het gebied van veiligheid en stadsvernieuwing. Hoewel minister Riad Nurmohamed van Openbare Werken vorig jaar heeft aangegeven, dat het pand in 2025 gesloopt zal worden, blijft de vraag waar de financiële middelen vandaan moeten komen om deze sloop daadwerkelijk te realiseren. De huidige situatie rondom het pand brengt aanzienlijke risico’s met zich mee. Het gebouw was al vóór de storm onbruikbaar verklaard, waardoor belangrijke afdelingen van het ministerie, zoals Salarisadministratie, Comptabiliteit en Documentatie, Informatie en Verzorging (DIV), moesten worden verplaatst naar een tijdelijke locatie aan de Crommelinstraat. Door het gebrek aan ruimte werken ambtenaren nu deels vanuit huis of in shifts. Dit illustreert niet alleen de fysieke gevaren die het gebouw met zich meebrengt, maar ook de verstoring van de operationele processen binnen het ministerie. Daarnaast vormt het verlaten gebouw een gevaar voor de directe omgeving. Het gebrek aan verlichting in de avonduren en het feit dat het een toevluchtsoord kan worden voor zwervers en mogelijk gebruikt kan worden voor criminele activiteiten, versterkt de noodzaak voor snelle actie. Ook ontsiert het pand het stadsbeeld, met name omdat het zich in het uitgaanscentrum van de stad bevindt.
Dit heeft een negatieve impact op de aantrekkelijkheid van de locatie voor bezoekers en ondernemers. Toerisme, maar ook de veiligheid van de staat, worden bedreigd, vanwege de nabijheid tot het uitgaanscentrum en tot het zenuwcentrum van de uitvoerende en de wetgevende macht. Om de sloop te realiseren, zullen financiële middelen moeten worden vrijgemaakt. De begroting is de meest directe bron om deze kosten te dekken. Het is noodzakelijk dat de overheid bij de eerstvolgende begrotingsherziening specifiek geld reserveert voor de sloop van het ROS-pand. Daarnaast kan internationale samenwerking worden gezocht met donoren en ontwikkelingspartners zoals de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (IDB), die in het verleden al ondersteuning heeft geboden bij stedelijke projecten. Hierbij is het essentieel dat een goed onderbouwde projectaanvraag wordt ingediend waarin de urgentie en de voordelen van de sloop worden benadrukt.
Een andere optie is het betrekken van private partijen via publiek-private samenwerking. Investeerders of vastgoedontwikkelaars kunnen worden gestimuleerd om mee te financieren in ruil voor de mogelijkheid om het terrein te herontwikkelen. Dit kan een win-winsituatie opleveren waarin zowel de overheid als de private sector baat hebben bij een nieuw project op deze locatie. Verder zou een speciaal fonds voor stadsvernieuwing kunnen worden opgericht, waarin publieke en private middelen worden samengebracht. Een dergelijk fonds kan ook dienen voor andere projecten in de binnenstad, wat bijdraagt aan bredere stedelijke ontwikkeling. Het is essentieel dat de sloop van het pand met spoed wordt aangepakt. Naast de directe veiligheidsrisico’s vormt het gebouw een probleem dat de staat van stedelijke ontwikkeling in Suriname weerspiegelt. Weer zo een verwaarloosd gebouw in het hart van de stad doet afbreuk aan het imago van de binnenstad en ontmoedigt verdere investeringen. Bovendien moet worden voorkomen dat de situatie escaleert. Elk incident, zoals een instorting of een brand, kan niet alleen materiële schade veroorzaken, maar ook levens in gevaar brengen. Keerpunt weet, dat de sloop of aanmerkelijke renovatie van het ROS-pand niet alleen een kwestie van financiële middelen is, maar ook van politieke wil en prioriteitstelling. Door gebruik te maken van nationale en internationale bronnen, en door private samenwerking te stimuleren, kan de financiering worden verkregen.
Tegelijkertijd biedt dit een kans om de locatie nieuw leven in te blazen en te laten zien dat de overheid zich inzet voor veiligheid, esthetiek en duurzame stedelijke ontwikkeling. Het is nu aan beleidsmakers om deze uitdaging met daadkracht aan te pakken. De vraag is of dit allemaal prioriteit geniet van de regering, die misschien nog maar enkele maanden aanzit.