EEN EIGEN WERELDJE VERZINNEN

Van de curieuze verzameling aan sprekers, uitspraken en schijnvertoningen op 4 januari 2024, staken de woorden van Ramon Abrahams toch behoorlijk uit als de hersenspinsels van een spreker die in een eigen wereldje leeft of volgelingen graag een eigen wereldje voorhoudt. Zo vermeldt Abrahams dat er nog vier leden van de groep van zestien in leven zijn. Zonder al te lang stil te staan bij het lot dat de overigen ondergaan hebben en het feit dat leden van de groep, waaronder zijn overleden volksleider, verantwoordelijkheid dragen voor de dood van andere leden van die groep.

Vervolgens gebruikt Abrahams een behoorlijke dosis inventiviteit om de voortvluchtigheid van Bouterse om te dopen tot een nationale heldendaad. Bent u er klaar voor? Het opsluiten van Bouterse zou leiden tot sociale onrust. Die sociale onrust heeft hij willen voorkomen. Hij is daarom weggegaan (Abrahams probeert nu al de woorden ‘vlucht’ en ‘voortvluchtigheid’ net als zijn partijgenoot Enfield, weg te propaganderen in de levensvertelling over Bouterse). ‘Ze’ hebben hem nooit kunnen opsluiten. Wat een knap staaltje heldhaftigheid, tezamen met een nog knapper staaltje fictie.

Als wij niet de woorden van Bouterse zelf van enkele dagen na het vonnis hadden, zouden we er bijna in gaan geloven. Bouterse zelf stelde in zijn eerste interview na de veroordeling en vlak voor zijn voortvluchtigheid, dat er contact moest zijn met de leiding van het land over het creëren van faciliteiten. Zijn advocaat en die van de leiding van het land, waren volgens hem op dat moment actief in conclaaf. Er werden voorstellen gedaan en tegenvoorstellen gedaan, beweerde Bouterse. Volgens hem konden partijen het “Surinaams oplossen” en hij wond geen doekjes om het feit dat hij met de hoogste leiding verwees naar president Santokhi. ‘Ze’ hebben hem dus niet geprobeerd op te sluiten. ‘Ze’ hebben het op een akkoordje gegooid. Ligt de heldhaftigheid in het sluiten van een akkoordje? Want dat soort heldhaftigheid is een vrij alledaags gebeuren.

Dan is er de fictie van de sociale onrust. Abrahams vergeet te vermelden, uit welke hoek dergelijke sociale onrust zou moeten komen. Iemand zou bijna de idee krijgen, dat de liefde voor Bouterse blind maakt en dat als menigten, die hem niet in het gevang wilden zien, hoorden van zijn eigen intentie om mee te werken aan een arrestatie, zoals het een wetsgezind burger betaamt, zijn eigen woord of oproep tot rust, hen niet zou kunnen bedaren. Terwijl het Abrahams zelf is geweest, die meermaals dreigende en minachtende taal heeft uitgelaten over de rechterlijke macht en de mogelijkheid van een veroordeling. Het verhaal van de zelfopofferende voortvluchtige is dus net zo een dergelijk sprookje als de bereidheid zijn lot en veroordeling te aanvaarden. Wat zegt het overigens van de veroordeelden die zich wel voor het uitzitten van straffen aanmelden? Zijn Gefferie, Dendoe en Brondenstein volgens Abrahams, verraders of in ieder geval minder heldhaftig?

Dan is er nog de curieuze wijze van geschiedvertelling door Abrahams. Hij probeert Zuid-Afrikaanse apartheid te koppelen aan Nederlandse kolonisatie. Maar Nederland verloor die kolonie meer dan vijftig jaar voordat slavernij in Suriname afgeschaft werd. Hij maakt zich druk om Papua New Guinea, dat in de samenstelling van vandaag, nooit volledig door Nederland gekoloniseerd is en ook al langer dan tachtig jaar, niets meer met Nederland te maken had toen Suriname onafhankelijk werd.

De sfeer van samenzweerderigheid weet Abrahams wel op te wekken. Toen half OCER een uitstapje maakte naar DNP 2000, bleef hij Bouterse trouw. Het heeft hem dichter bij het vuur gebracht dan hij zonder die intermissie misschien zou zijn geweest. Maar zijn talent voor het verzinnen van een eigen wereldje, kan er niet toe leiden dat het licht van de waarheid vrij snel zijn verzinsels doet verwelken.

More
articles