Keerpunt heeft een bepaalde gedachte over de recente uitlatingen van minister Albert Ramdin, die de complexiteit waarmee Suriname momenteel op het internationale toneel opereert, aangeven. Aan de ene kant worden er stappen gezet in het professionaliseren van het diplomatieke corps, maar aan de andere kant wordt de aandacht afgeleid door de controverse rond Richano Santokhi.
DIPLOMATIEKE OPLEIDING
De inspanningen van het ministerie van Buitenlandse Zaken om de kwaliteit van Surinaamse diplomaten te verbeteren, zijn onmiskenbaar een stap in de goede richting. Het investeren in opleidingsprogramma’s en internationale samenwerkingen toont ambitie en een duidelijke strategie. De selectie van 35 kandidaten voor de junioropleiding, benadrukt het streven naar een beter opgeleid en representatief diplomatiek corps. Dit is essentieel voor een land dat steeds meer internationale samenwerking zoekt, zeker in het licht van ontwikkelingen in de olie- en gasindustrie.
Maar de vraag blijft hoe effectief deze initiatieven zijn zonder een robuust en stabiel nationaal imago en zonder de discipline om aan de opleidingsvereiste vast te houden. Goed opgeleide diplomaten kunnen enkel excelleren als de geloofwaardigheid van de staat die zij vertegenwoordigen, intact blijft. Ramdin heeft bij aanvang, noch gaandeweg de inhaalslag, enige poging gedaan om van de in functie zijnde diplomaten zonder de vooropleiding, nascholing te vereisen. Zo is alom bekend dat gelet op de verhouding tussen loyaliteit en opleiding, loyaliteit zwaarwegender is in het corps waar Ramdin op dit moment sturing aan geeft.
SMET OP SURINAME
De schorsing van Richano Santokhi wegens zijn uitspraken over het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht heeft niet alleen politieke, maar ook internationale implicaties. Diplomaten vertegenwoordigen hun land en dienen als uithangbord van nationale integriteit. Uitspraken zoals die van Richano Santokhi, raken niet alleen de reputatie van het diplomatieke corps, maar ook die van Suriname als rechtsstaat.
Dat minister Ramdin de situatie “vervelend” noemt, lijkt een understatement, gezien de ernst van de beschuldigingen. Het is terecht dat de minister de noodzaak van disciplinaire actie en respect voor protocollen benadrukt. De wereld kijkt immers mee, vooral gastlanden zoals de Verenigde Staten, waar strikte diplomatieke standaarden gelden.
ROL MEDIA
Ramdins kritiek op de media die het interview met Richano Santokhi hebben gepubliceerd, roept een discussie op over de balans tussen persvrijheid en journalistieke verantwoordelijkheid. Hoewel de media zeker een waakhondfunctie hebben, is het ook belangrijk dat ze constructief bijdragen aan het publieke debat zonder onnodige controverse te creëren. Toch moet ook worden erkend dat het medium slechts een platform bood voor uitspraken die al gedaan waren. Het interview start met een context, waarbinnen de interviewer nadrukkelijk aangeeft, dat het initiatief van de zijde van Richano Santokhi kwam, en hem vraagt toe te lichten of drugsgebruik een rol speelt in zijn uitspraken. De verantwoordelijkheid ligt primair bij de spreker en diens superieuren binnen het diplomatieke corps.
VERANTWOORDELIJKHEID
Minister Ramdins pleidooi voor respect en fatsoen in zowel de politiek als de media is relevant en nodig, maar mist daadkracht in de uitvoering. Het mist daarnaast partijdiscipline en een goed voorbeeld. Er is geen enkel geval bekend waarbij Ramdin de Jogi’s, Nurmohameds en (Hariette) Ramdiens van zijn partij om dezelfde toewijding vraagt, laat staan dat hij ooit grensrechter gespeeld heeft in de richting van Leo Brunswijk of Bronto Somohardjo. De combinatie van professionalisering en schandalen vraagt om een structurele herziening van hoe Suriname zich internationaal wil profileren. Het is cruciaal dat het ministerie niet alleen investeert in opleidingen, maar ook in het handhaven van discipline en waarden binnen het diplomatieke corps.
Het incident rond Richano Santokhi is een wake-up call. Om de ambitie van een sterker Surinaams diplomatiek corps waar te maken, moet de focus liggen op integriteit, transparantie en het actief voorkomen van situaties die het imago van het land kunnen schaden. Zonder deze fundamenten dreigt de professionalisering van diplomatie een cosmetische oefening te blijven.