RETENTIE-SPROOKJE

Van alle fabels die de uil ooit verkondigde over de koers, is de nieuwste wel de meest belachelijke. De governor van de Centrale Bank van Suriname, Maurice Roemer, en minister Stanley Raghoebarsing van Financiën en Planning, benadrukten op een persconferentie onlangs, dat de stijging van de koers te wijten is aan het feit dat veel exporteurs de 35 procent van de verkoop van hun goederen in vreemde valuta niet storten op de banken, zoals dat afgesproken is.

Ten eerste is dat nooit afgesproken, het is in een beschikking van de Deviezencommissie opgelegd. Daar is geen overleg aan voorafgegaan. Integendeel, hebben diverse exporteurs de ongegrondheid en de gevolgen van een dergelijke regeling in persoonlijke gesprekken met vertegenwoordigers van de regering bekritiseerd.

De politieke belofte is toen gemaakt, dat als de schijn van het bestaan gerespecteerd werd door exporteurs, de monetaire autoriteiten geen punt zouden maken van handhaving van de regel. Diverse exporteurs hebben aangegeven, voornemens te zijn geweest maatregelen op internationaal niveau te zullen nemen, maar op verzoek van coalitie, daar vooralsnog van hebben afgezien.

Ten tweede, brengt pure logica met zich mee dat als de exporteurs stelselmatig niet afdragen, het niet om een nieuwe ontwikkeling gaat en dit dus geen fluctuatie kan veroorzaken. Anders gezegd: als niemand ooit retentie heeft afgedragen, kan het niet afdragen van retentie, hooguit een daling vertragen, maar nooit een stijging veroorzaken.

Het belangrijkste en meest kenmerkende is, dat retentie nooit gebaseerd kan zijn op omzet, zoals de monetaire autoriteiten dat willen. Een bedrijfsresultaat bestaat uit de inkomsten na aftrek van de uitgaven. De Centrale Bank van Suriname, het ministerie van Financiën en Planning en de Deviezencommissie, willen ongeacht de kosten in valuta van de exporteurs alvast hun inkomsten voor een derde afpakken. Geen enkele exporteur zou dit economisch overleven. Of het nou gaat om terugbetalen van BTW-verrekeningen, overschotten aan betalingen aan staatsbedrijven of uitbetalen van afgenomen diensten, de overheid heeft enorme achterstanden. En nu wil men die betaalcultuur loslaten op een gevoelige exportsector? In welk land in de regio heeft dit gewerkt? Welke productie-economie heeft dit gestimuleerd? De autoriteiten spelen het bekende spelletje van repressie.

Het gaat om een Sovjet-tijdperk planeconomiemaatregel en ontwikkelde economen moeten zich diep schamen om op deze manier degenen die voor productie en valuta inkomsten afhankelijk zijn te stigmatiseren, demoniseren en criminaliseren.

Tot slot wenst men over te brengen dat de banken niet ‘zoals makelaars’ een hoge koers mogen hanteren. Maar men gaat eraan voorbij dat de banken en de cambio’s exact als makelaars functioneren en behoren te functioneren in een vrije markt. Zij dienen zich aan vraag en aanbod te conformeren. Statisch vasthouden aan een koers die niet de realiteit van aankoop en verkoop weergeeft, is marktvervalsing en benadeling van zowel het bankbedrijf als de aandeelhouder.

Het is triest dat wanneer monetaire autoriteiten de rust en het vertrouwen op de markt niet zelf kunnen brengen, zij dreigen met dwang en straf, om te proberen een beter rapportcijfer af te dwingen dan hun prestaties verdienen.

More
articles