Op de wijze waarop NDP’ers Staatsolie in de verworvenheden kolom van Bouterse proberen bij te schrijven en VHP’ers offshore in de verworvenheden kolom van Santokhi, zou je zweren dat Surinamers schuldvrij, met lage inflatie, in een veilig land, zorgeloos rondliepen en zorg van wereldniveau konden genieten. Er wordt agressief getrokken aan ‘Grani’ voor bestuur, wat geen vruchten afgeleverd heeft om trots op te zijn. De dekoloog schetste in uitzonderlijk gevatte bewoordingen, dat de toevallige oprichting van Staatsolie eind jaren ‘80 geen meesterzet is geweest van militairen die niet over mijnbouwkundige kennis beschikken. En alhoewel hij de zijdeur van ontkenning gebruikte om een contrast te schetsen, sluipt in zijn verhaal en dat van veel VHP’ers een redenering die erop neerkomt, dat de omstandigheden en het vertrouwen van internationale investeerders een verdienste zijn van de regering Santokhi.
Het is niet verstandig de huid te verkopen, voordat de beer geschoten is. Olie en gas zijn een welkome bijdrage voor de ontwikkeling van het land. De politieke leiders die een omgeving creëren waarin de bloei van de sector mogelijk is, verdienen hun veren, ook wanneer wij geen fan zijn van de rest van hun levensstijl of beleid. Santokhi kan tenminste met opgeheven hoofd en op vrije voet een optie zijn voor de kiezer, Bouterse moet zijn lot op de vlucht afwachten.
Het partijpolitiek getouwtrek om de eer, is echter voorbarig. Laat de sector met een gezonde Surinaamse bijdrage eerst tot een dusdanige volwassenheid komen, dat de economie niet alleen op papier, maar in het dagelijkse leven herstelt en Suriname een stuk leefbaarder wordt. Dan hebben het Onafhankelijkheidsplein en de partijcentra ruimte voor genoeg helden. Tot die tijd kunnen politici hun tijd beter besteden aan de dagelijkse uitdagingen, dan vechten om wie welke pluim verdient voor de afgelegde weg.