MISBRUIK VAN INSTITUTEN

Bij aftreden van minister Bronto Somohardjo is de CLAD door alle betrokken partijen als politiek theater attribuut misbruikt. Somohardjo zelf opende de deur door een onderzoek te willen verwelkomen en de naam van het instituut in de mond te nemen. De ABOP misbruikte het instituut door een dergelijk onderzoek als drukmiddel in te zetten. En de president maakte het erger door tijd te rekken, met verwijzing naar het instituut en mogelijk een verzoek of instructie tot een tussentijdse rapportage.

Het instrument van onderzoeken door instituten die onafhankelijk zouden moeten zijn voor politieke dossiervorming is niet nieuw. Evenmin is het nieuw om de tijdlijn, de uitkomsten en de vorm te willen beïnvloeden, met name vanuit de hoge top van de coalitieberg.

Geruchten over een PL-dossier in handen van Bouterse, podiumtaal over het opsluiten van de helft van de VHP door diezelfde Bouterse, recenter Poki en niet nader te noemen ‘Chinezen’, compleet met virale voiceberichten en nu CLAD en Bronto.

Met dit optreden, politiseren partijen het instituut, prikken zij gaten in de schijn van onafhankelijkheid en ondermijnen zij anti-corruptie werk. De bedoeling van zulke instituten is om dwars door alle politieke ruis heen, onafhankelijk en op feiten gebaseerd, tot bevindingen te komen en besluiten te nemen.

Ten eerste is er een bijzonder ongepaste cultuur gaan ontstaan, waarbij de uitvoerende macht en verkozen politici het idee hebben, dat het ontvangen en delen van inzichten met de leiding van vervolgings- en onderzoeksautoriteiten de normaalste zaak van de wereld is.

Daarnaast heeft men zorgvuldig zorg gedragen voor de selectie van leiderschap, die die visie schijnt te delen. Task forces, werkgroepen, commissies en speciale units staan bol van constructies waarbij subtiel de president of een minister als trekker, coördinator of voorzitter, sturing geeft aan werkzaamheden, die allerlei contact veroorzaken tussen leden van instituten die fundamenteel, vanwege trias politica, in geen enkele gezagsverhouding tot de uitvoerende macht zouden moeten staan.

Ten tweede behoren president en regering, geen voorkennis te dragen over wat bevindingen of inhoud van rapportages zullen zijn. Voor zover dergelijke instituten menen, buiten de eigen gelederen, voorproefjes te verschaffen, kan dat hooguit aan de vaste commissie van De Nationale Assemblee, die toezicht houdt op het beleidsonderdeel, plaatsvinden. Maar dit stukje voorkennis leidt tot het exacte misbruik van deze instituten.

Ten derde behoren de CLAD, het Openbaar Ministerie, de rechterlijke macht, het Onafhankelijk Kiesbureau, de Energie Autoriteit Suriname, de Maritieme Autoriteit Suriname, het Korps Politie Suriname, de Rekenkamer en het Constitutioneel Hof, luidkeels het eigen geluid te verkondigen en keihard politici terecht te wijzen, die zich als buiksprekers opstellen.

Lijnrechte ontkenningen en rectificaties zijn op hun plaats, wanneer politici voor hun beurt, het instituut of diens werk, in de politieke arena willen trekken en uitlatingen willen doen over hoor en wederhoor, de stand van een onderzoek of overleg met de top.

Ten vierde en tot slot, is het aan de politici zelf om conclusies te trekken, het moment dat strafbaar handelen is vastgesteld en geen uitstel te kiezen en zaken boven het hoofd van politieke partners te hangen. Er is een punt waarop kennis van dergelijke strafbare feiten omslaat in medeplichtigheid. Zodra politiek overleven, een regeertermijn volmaken, ‘rust in het land bewaren’ de boventoon voeren boven strafbaar handelen vervolgen, maakt men een koehandel van de rechtsstaat en misbruik van de instituten die bedoeld zijn, haar in stand te houden.

More
articles