FID EEN BRON VAN ZORG

De onlangs getekende Final Investment Decision (FID) van TotalEnergies voor de offshore olieproductie in Block 58 wordt door velen gezien als een mijlpaal voor Suriname, maar er zijn serieuze redenen om dit besluit met grote voorzichtigheid te benaderen. De signalen wijzen erop dat de directie van Staatsolie en/of de regering van Suriname onder druk is gezet om een vertrouwelijke productieovereenkomst te ondertekenen met TotalEnergies. Dit is iets wat elders in de wereld ondenkbaar zou zijn, en het roept ernstige vragen op over de transparantie en integriteit van het proces.

Het idee dat een dergelijke overeenkomst, die een groot deel van onze nationale natuurlijke hulpbronnen betreft, geheim wordt gehouden voor het Surinaamse volk is zeer verdacht. Geen enkel ander land met aanzienlijke olievoorraden zou toestaan dat een dergelijk belangrijk akkoord in het geheim wordt afgesloten, zonder publieke of parlementaire controle. Het is de verantwoordelijkheid van de regering en Staatsolie om de bevolking te informeren en te betrekken bij dit soort beslissingen, vooral wanneer het gaat om een sector die ons land zou kunnen vormen, of juist vernietigt. Artikel 103 en 104 van de Grondwet verplichten bovendien de president overeenkomsten van deze aard voor te leggen aan De Nationale Assemblee binnen dertig dagen. Zoals alle ingekomen stukken en verhandelingen, moeten deze van openbaar karakter zijn en ter inzage beschikbaar worden gesteld van het Surinaamse publiek.

Wat deze situatie nog zorgwekkender maakt, is de openlijke afwijzing van een local content policy door zowel Staatsolie als de overheid. Zij stellen dat een dergelijk beleid niet nodig is. Deze stelling is ronduit idioot. Zonder een sterk local content policy, dat ervoor zorgt dat Surinaamse bedrijven en werknemers actief kunnen deelnemen aan de olie-industrie, zullen de voordelen van deze industrie grotendeels naar buitenlandse bedrijven gaan. Het Surinaamse volk en het bedrijfsleven zullen buitengesloten worden van de kans om echt te profiteren van de economische vruchten van onze eigen natuurlijke hulpbronnen.

De enige garantie die we momenteel lijken te hebben, is dat Suriname zal worden getroffen door de Dutch disease. Dit economische fenomeen treedt op wanneer de plotselinge groei van een bepaalde sector, zoals de olie-industrie, leidt tot een verzwakking van andere delen van de economie.

Wat we kunnen verwachten is dat binnen drie tot vijf jaar na de start van de productie de kosten van levensonderhoud in Suriname drastisch zullen stijgen. De prijzen zullen mogelijk met 400% omhoog schieten, vergelijkbaar met wat we in Guyana hebben gezien. Dit betekent dat de gemiddelde Surinamer armer zal worden, de criminaliteit zal toenemen, en huurprijzen onbetaalbaar zullen worden voor de meerderheid van de bevolking.

De werkelijke reden waarom de president en de CEO van Staatsolie mogelijk zo enthousiast zijn over de FID, lijkt meer te maken te hebben met politieke overwegingen. Ze hopen dat de aankondiging van offshore olieproductie hen zal helpen bij de volgende verkiezingen. Maar laten we ons niet misleiden. Het is vrijwel zeker dat deze ontwikkelingen de erosie van de Surinaamse samenleving zullen versnellen, in plaats van het land te versterken.

In plaats van blindelings enthousiast te zijn over de aankomende FID van TotalEnergies, moeten we ons als natie verenigen en eisen stellen: transparantie, lokale betrokkenheid en een strategie om te voorkomen dat we de fouten herhalen die andere olieproducerende landen hebben gemaakt. Zo niet, dan dreigt dit het begin te zijn van een nog donkerder hoofdstuk in onze geschiedenis.

More
articles