De minister van Financiën heeft in een radio-uitzending verklaard, dat ‘’een heleboel van het geld’’ van het sociaal beleid, terechtkomt bij de middenklasse en arme mensen. Hij meent ook dat als van de 70.000 personen die maandelijks recht hebben op AOV, een deel er vrijwillig vanaf zou zien, de armoede binnen ruim twee jaar zou kunnen dalen van 17 procent naar 2,5 procent. Dit is naar onze mening, alleen al gezien het tijdsbestek totaal onmogelijk, maar laten we het zijpaadje van de minister even inslaan.
Er bestaat geen enkele twijfel over dat er genoeg personen zijn die af zouden moeten zien van overheidsgeld waar zij recht op hebben.
Raghoebarsing hoeft maar naar zijn voorganger van Financiën te kijken, die zijn werk zijn hele ambtstermijn onbezoldigd heeft gedaan en nooit de behoefte heeft gevoeld dat aan de grote klok te hangen. Een van de problemen is dat Raghoebarsings methode van opsporen van onterechte smullers, exact dezelfde methode is die Santokhi gebruikt voor het opsporen van Bouterse. Zoek waar je bijna zeker bent niemand te vinden, en zoek niet waar je doelwit logischerwijs vindbaar zou zijn. Denkt een vakman als Raghoebarsing echt dat als hij de namen ‘Brunswijk’ en ‘Somohardjo’ door de systemen haalt en onder een microscoop legt, hij niet één onregelmatigheid op gaat sporen? Dat is een beetje als de enige huiszoeking op een adres waar Bouterse de laatste dertig jaar van zijn leven heeft doorgebracht.
Stappen we van de zijweg af en keren we terug naar de hoofdweg van zijn uitspraken, dan zijn er een aantal vraagtekens te plaatsen bij de denkwijze. Het verband tussen AOV-uitkeringen en armoede bijvoorbeeld, is een behoorlijk opgerekt stuk bubblegum. Er zijn vast wel huishoudens waar de AOV-trekker de kostwinnaar is. Maar om dat aantal op meer dan 15 procent van de kansarmen te stellen, is absurd. Dan is er nog de optie dat de minister bedoeld heeft dat als de AOV’ers uit de middenklasse of daarboven, volgens hem maximaal 20.000 mensen, van hun rechten afzien, er een budget is om armoede via sociale uitkeringen steviger of in ieder geval anders aan te pakken. Ook dit strookt niet met enige werkelijkheid. Je kunt niemand van onder de armoedegrens vandaan helpen door middel van uitkeringen. Arbeid, gezamenlijke huishoudens en beheersing van kosten of stevige subsidies, zijn de enige hervormingsmiddelen die een korte termijn afname in armoede teweeg kunnen brengen. Maar op de lange termijn heb je vanuit de kansarme groep verdiencapaciteit nodig. Die ontstaat niet door AOV-besparingen te verschuiven naar andere soorten uitkeringen, maar door onderwijs, afgestemd op een beroepsbevolking en door een belastingstelsel dat arbeid en ondernemen beloont.