De oligarchisering van politiek-bestuurlijk Suriname

Ons politieke systeem is verstopt. Er wordt veel ingestopt, maar er komt weinig uit.  Deze verstopping is een gevolg van een decennialang proces van oligarchisering, oftewel concentratie van macht bij enkelen. In 1948 werd ons parlementaire politieke systeem in werking gesteld.  Suriname kreeg een democratisch politiek systeem. Het systeem was ingericht om de belangen van de massa te behartigen, althans theoretisch.  De massa was enthousiast en mensen richtten vol verwachting politieke partijen op, met name partijen zoals de VHP en de NPS, die beide in die tijd werden opgericht.

De grondgedachte van de democratie was dat wat de meerderheid van de bevolking wil, aan de basis moet liggen van politieke beslissingen.  Politieke machthebbers danken hun positie aan een overeenkomst met hun achterban, een contract dat de vorm heeft van een verkiezingsprogramma en dat bekrachtigd wordt door de uitslag van de verkiezingen.

Als de politicus aan de macht is gekomen, begint hij te regeren. Hij zet mensen en organisaties aan het werk om de problemen van het volk c.q. de achterban, op te lossen.  Een groot deel van dit werk wordt uitgevoerd door de ambtenarij. De ambtenarij wordt geacht een capabel en willig instrument te zijn in handen van de politici om het werk voor het volk uit te voeren.  Dit was het ideaal.

Het machtsapparaat

We weten ondertussen dat er niet veel terecht is gekomen van de idealen en verwachtingen uit de begintijd van ons politiek systeem.  Niet de massa, maar kongsi’s van politici, hoge ambtenaren en kapitalisten bepalen de probleemdefinities, de oplossingen en de politieke agenda. Wat ging er mis?

In Suriname ging hetzelfde mis als wat er overal  mis gaat in politieke systemen.  Aan het begin zijn daar de idealisten, de leiders van nationale bevrijdingsoorlogen en revoluties, die oprecht proberen de principes van vrijheid en gelijkheid toe te passen in een nieuwe politieke partij of een nieuwe emancipatorische.   Ze zijn er vol van om de wil van de achterban en de massa uit te voeren en het algemeen belang te dienen. Er wordt een uitvoerend comité ingesteld en er worden teams van deskundigen samengesteld, er worden mensen in dienst genomen, gespecialiseerde ministeries opgezet, er wordt een bureaucratie geconstrueerd om planning, uitvoering en evaluatie te stroomlijnen en te standaardiseren, zodat alle ‘gelijke’ gevallen op gelijke wijze behandeld worden.  Kortom, er wordt een machtsapparaat gevormd om de wil van het volk uit te voeren.  Voor de nodige slagkracht wordt er in de partij een hoofdbestuur aangesteld, dat bekleed wordt met bijzondere macht.  En dat is precies het moment waarop de eerste problemen beginnen.  Er ontstaat een kloof tussen leiding en massa. En die wordt met de tijd steeds wijder, cultureel en materieel.  Er is geen transparantie meer.  Het hoofdbestuur heeft veel geheimen, want die zijn onvermijdelijk in de machtsstrijd.  Helaas wordt niet alleen voor de buitenwereld, maar ook voor de achterban, informatie achter gehouden.

De cultuur van de leiding

Met de tijd wordt het apparaat steeds minder een instrument van de volkswil en steeds meer het instrument van de mensen die namens de massa zijn aangesteld om het te vertegenwoordigen, de politici en de hoge ambtenaren, de managers, de professional managerial class.  De politici en de bureaucraten in de top, verklaren dit uit de noodzaak van de politieke machtsstrijd. Voorkomen moet worden dat de strategische geheimen van de partij op straat komen.  Verder menen zij dat de achterban niet genoeg kennis en inzicht heeft om de moeilijke beslissingen te begrijpen.   De achterban wordt systematisch onwetend gehouden.

De cultuur van de achterkamerpolitiek gaat hand in hand met betutteling van de leden.  Partij-activisten die problemen aankaarten bij het hoofdbestuur, krijgen te horen dat ze voor het aanvragen van een gesprek, de juiste ‘statutaire wegen’ moeten worden bewandeld.  Een sprekend voorbeeld van de bureaucratische geest die politieke partijen beheerst die lang in het machtscentrum hebben geregeerd.  De activisten begrijpen niet dat de partijbureaucratie problemen pas in behandeling kan nemen als ze in de juiste terminologie zijn geformuleerd. Aanspreekbaarheid en aansprakelijkheid gaan schuil in een ondoorzichtige partijbureaucratie.  De ‘A No Mi’ cultuur floreert.  Als er dingen mis gaan, is niemand persoonlijke aansprakelijk. Geld neemt de plaats in van de stem. When money talks, bullshit walks. Zo luidt een populair gezegde dat hier goed van toepassing is.

 Onmacht bij de achterban, ijdelheid in de top

Als de activisten lastig worden dan kan de leiding twee dingen doen:  de gewraakte beslissingen of politieke koers wijzigen of de macht van de leiding verder versterken.  Een koerswijziging betekent gezichtsverlies, dus meestal kiest het bestuur niet voor herdemocratiseren, maar voor het versterken van zijn positie. Het eerste wat het bestuur doet, is de activisten negeren.  Als dat niet helpt, gaat men over tot het herformuleren van de gesignaleerde problemen.  Niet het gebrek aan democratie, maar de acties van vijanden van de partij zijn de oorzaak.  Het is voor individuele leden zeer moeilijk om hun punten op de agenda te krijgen.

Het hebben van politieke macht gaat gepaard met persoonlijkheidsstoornissen bij de dragers.  Deze stoornissen zijn versterkingen van natuurlijke neigingen die alle mensen hebben, zoals de overschatting van eigen vermogens en prestaties, ijdelheid, hebzucht.  Deze natuurlijke neigingen  kunnen bij een machthebber uit de hand lopen.  De voorbeelden van politici met  monsterlijk opgeblazen ego’s zijn legio.

De machthebber leeft in een andere wereld dan zijn achterban. Hij ziet de partij als middel voor een persoonlijke carrière, maar dat dan onder dekmantel van de democratische gebeden en rituelen die hij plichtsgetrouw vervult, en waarin hij vaak ook zelf gelooft.

De problemen zien er anders uit vanuit de top

Ik kreeg een paar dagen geleden een mooi voorbeeld van een culturele kloof tussen leiding en achterban onder ogen, namelijk een concept bijdrage van een werkgroep aan een verkiezingsprogramma.   Het hele document was geschreven in de taal van een organisatiedeskundige.  De problemen werden gedefinieerd als managementproblemen en problemen van financieringsmodaliteiten.

Het perspectief van de doelgroepen, in dit geval mensen die gezondheidszorg nodig hebben en de werkers aan de bodem van de zorgpiramide, bleef volledig buiten beeld.  Geen woord over patiënten die van het kastje naar de muur worden gestuurd, de lange wachttijden, de onheuse behandeling, het niet tijdig afzeggen van afspraken door de dokter, de vele ziekenhuisinfecties, de medische fouten, de corruptie in het fee-for-service systeem,  geen woord over de vele amputaties van ledematen vanwege diabetes,   geen woord over de empowerment van verpleegkundigen en andere formele en informele gezondheidswerkers,  geen woord over oso dresi, terwijl grote delen van het volk naar natuurgenezers gaan. Niets daarover.  Enkele van deze zaken worden als wenselijkheden aangestipt, maar zonder enige duiding van wat voor oplossingen er bedacht zijn. De problemen zien er heel anders uit vanaf de top dan vanaf de bodem.

Wat ging er mis met onze politiek?

De kernproblemen van onze politiek hebben te maken met de kloof tussen leiding en achterban als gevolg van machtsconcentraties.  De leden werden gereduceerd van medebestuurders tot volgelingen.  De vervreemding tussen top en bodem wordt nog verder versterkt door de manier waarop de leiding zichzelf vernieuwt.   Je komt niet zomaar aan de top van de partij.  Je moet aan een bepaald profiel voldoen.  Het belangrijkste is dat je goed moet zijn in de ogen van de meerderen. Die kiezen meestal kandidaten die denken en doen zoals zij.  Opmerkelijk is dat topposities vaak worden ingevuld door externe kandidaten en niet door leden die via de organen van de partij opklommen.  Dat is geen wonder, want ook de politieke agenda van de partij wordt bepaald door externe personen, te weten de kapitaalverschaffers die onmisbaar zijn voor de peperdure verkiezingscampagnes.

De activisten druipen af als ze stuiten op de muur van onwetendheid bij de achterban, waardoor de leiding in staat is de discussie te manipuleren en op een zijspoor te rangeren.  Ze trekken zich terug, enkelen treden met enig tumult uit de partij.  Een enkele keer zetten ze ondanks alle tegenwerking, door.  Ze richten een werkgroep of actiecomité op.   De leiding kan hierop reageren door verder te gaan met hen te negeren of te besmeuren, maar kan ook proberen enkele activisten te coöpteren.  Die krijgen belangrijke taken toebedeeld, waarbij ze rechtstreeks aan de voorzitter rapporteren.  Als dat alles niet helpt, kan het hoofdbestuur tenslotte de actiegroep een stem geven in de interne beleidsvorming.  Maar dat zal zelden gebeuren vanwege het gezichtsverlies dat hiermee gepaard gaat.

De persoonlijkheid van de machthebber

Naast deze structurele oorzaken van de groeiende kloof tussen leiding en achterban, zijn er psychologische factoren.  Alle mensen hebben de neiging zich te vereenzelvigen met de macht die ze in handen krijgen.  Dat geldt niet alleen voor politici, maar voor iedereen met een beetje macht over anderen.  Het hebben van politieke macht in het bijzonder veroorzaakt een sluipende chronische geestesziekte, een soort persoonlijkheidsstoornis.  Waarom is juist politieke macht zo schadelijk voor het individu dat ermee bekleed is?

Mogelijk omdat politieke macht met welhaast goddelijke bevoegdheden over leven en dood bekleed is. 

Dit is een psychologische  ongezonde positie die de persoonlijkheid misvormt.  Mensen gaan denken dat ze beter, mooier en slimmer zijn dan anderen.  Voorzitters wanen zich koning en koningen wanen zich god.  Een politieke machtspositie zou geen enkel mens langer dan drie jaar mogen invullen. Het is een juk van ondraaglijke verantwoordelijkheden over mensenlevens, een erebaan die zo snel mogelijk moet worden doorgegeven voordat de ziekte van de machtsconcentratie de geest begint te bedwelmen. Maar velen genieten meer van de voordelen van de machtspositie dan dat ze lijden onder de zware last.  Om dat te kunnen, moeten ze zichzelf psychologisch isoleren van de achterban.  Zij worden ‘bovenmensen’. Oftewel heersers. Machthebbers moeten tegen deze effecten van de macht beschermd worden.

Geen tijd voor beleid door machtsstrijd

Door de nooit aflatende machtsstrijd tussen  kongsi’s van politici, hoge ambtenaren en kapitalisten, verdwijnen de belangen van de respectievelijke achterbannen uit het politieke beeld.

Er is geen tijd voor een goed , door de meesten begrepen en gedragen aanpak van de complexe problemen van de massa.  Beleid heeft het karakter van brandjes blussen. De onderlinge strijd tussen de politici wordt gevoerd onder de banier van het algemeen belang.  In de praktijk wordt deze strijd zelden gevoerd over concrete beleidsvoorstellen.  Het komt er doorgaans op neer dat men probeert de ander te dwarsbomen en ervoor te zorgen dat zijn plannen mislukken.   De wisselende coalities die de strijdende kongsi’s met elkaar opzetten voor elke verkiezingen sluiten systematisch kritische groepen uit, die een bedreiging zouden kunnen zijn voor de verdienmodellen van de bezittersklasse.

De kiezer aan zet

Tegen de machthebbersziekte kunnen preventieve  maatregelen genomen worden zoals termijnlimieten, declaraties van inkomsten en vermogen, verbod op dubbele politiek-bestuurlijke functies, etc.  Wie zal deze noodzakelijke maatregelen treffen?   U, de kiezer, heeft de mogelijkheid om het verschil uit te maken.  Er zal slimmer dan ooit gestemd moeten worden. Of gaan we de olichargie overeind houden?

 wjbakker53@gmail.com  

More
articles