Ronnie Brunswijk is rijker en rijker geworden, terwijl de staatskasgelden opdrogen en daarna de schulden opstapelden. Dit is de politieke realiteit. Het ministerie van TCT was geen hoogvlieger tijdens zijn deelname aan het kabinet Venetiaan III. Politieke noodzaak en een ferme hand van controle vanuit Venetiaan en Sardjoe, hielden Brunswijk en Amafo in het gareel. Daarna waren het Brunswijk en zijn handgekozen vicepresident Ameerali die het klaarspeelden om samen met Bouterse, de grootste reserve en meest stabiele economie in vijf jaar tijd naar de rand van de afgrond te brengen.
En jaar na jaar groeiden de bezittingen en de inkomsten van Brunswijk. Toen in 2017 de Anti-corruptiewet aangenomen werd, haastte hij zich niet om een verklaring van vermogen en inkomen op te laten stellen. Dat heeft hij, in strijd met de wet, tot op de dag van vandaag niet gedaan. In wiens ogen kan dat ‘integer’ genoemd worden? Naar onze mening, kan de man misschien zijn ego onder de noemer ‘integer’ plaatsen, maar wij hebben eerder de indruk dat hij de werkelijke betekenis niet kent van het woord in zijn algemene zin.
Vervolgens kleineert hij in 2020 vlak na de verkiezingen, ieder ABOP-lid door de voorzitter van De Nationale Assemblee voor één dag te spelen. In een stunt die alleen zijn ego ten goede komt. Hij wordt in strijd met de grondwet vicepresident, want hij was toen nog deelnemer in concessies en ondernemingen, beiden ten strengste onverenigbaar met de functie. En noch hij, noch de regering, hebben ooit bewijs geleverd dat die situatie ten einde is. Dus ook nu, nam verrijking toe.
En terwijl Brunswijk eerst meerdere ministers van Financiën publiekelijk beschuldigd heeft dat zij ABOP-ministeries niet van middelen voorzien, heeft hij nu de president besproken, die dat ontkent.
Brunswijk houdt voet bij stuk. Aan de ene kant heeft de president de lijn van confrontatie geopend, door enerzijds, niet met bewijzen, binnenskamers het gevoel bij de vicepresident weg te nemen, dat er ongelijk met partijen omgegaan wordt. Vervolgens heeft de president er een schepje bovenop gedaan, door het levend gevoel als onwaarheid weg te zetten. Maar de vicepresident heeft inmiddels de handschoen opgepakt. En maar één van hen kan tegelijkertijd de waarheid spreken en geloofwaardig overkomen.
Zou dat degene zijn wiens jaren in en rondom bestuursverantwoordelijkheid samenvallen met persoonlijke rijkdom en een noodlijdend nationaal bestuur? Of degene die onderdeel heeft uitgemaakt van het kabinet dat het meest succesvol economisch herstel binnen de kortste tijd teweeg heeft gebracht in Suriname?