NEDERLANDSE INSTITUTIONELE ARROGANTIE

Over de euro 19,5 miljoen waar de Nederlandse autoriteiten beslag op hebben gelegd sinds april 2018, schrijft het Financieel Dagblad, dat ruim zes jaar na dato, het Openbaar Ministerie drie Surinaamse handelsbanken wil vervolgen. De Nederlandse instituten, de pers daar mede onder begrepen, hebben in deze hele kwestie een ongelooflijke arrogantie naar Suriname en Surinaamse instituten ten toon gespreid.

Ondanks het feit dat de Centrale Bank van Suriname verantwoordelijkheid voor de geldzending opeist, noemen de Nederlandse media het bedrag “crimineel geld”. Dat is nog nooit door enige rechter bewezen. Het beslag betreft inmiddels al vijf jaar een onderzoeksmaatregel en geen straf.

De Nederlandse autoriteiten stellen zich, door voorbij te gaan aan de Centrale Bank van Suriname, niet collegiaal op en niet vanuit de souvereiniteitsgedachte. Diverse delegaties vanuit de regering en vanuit de Centrale Bank van Suriname, hebben persoonlijke gesprekken gevoerd en documentatie afgeleverd. Verschillende uitspraken van Nederlandse rechters wijzen ook in de richting van immuniteit en soevereiniteit als belangrijke uitgangspunten.

Het bespreken van de grootste handelsbanken van Suriname is ook ongezond voor de economie. Een van hen heeft de gevolgen van de ongezonde governance en compliancesfeer moeten ervaren, toen de jarenlange correspondentbank in Europa de relatie opgezegd heeft en het internationaal betaalverkeer bij die bank verder onder druk kwam te staan. Om zich nu wederom in een draaikolk van negatieve berichtgeving via de meest gerenommeerde financiële pers te begeven, is funest voor het vertrouwen in het instituut.

Het recht om binnen een adequate tijdsperiode zekerheid te hebben over vervolging, is verankerd in zowel de Nederlandse Grondwet als in het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens. De FIOD en het Nederlandse Openbaar Ministerie leven niet in een vacuüm en zijn ervan op de hoogte dat met de uitdagingen die de Surinaamse toezichthouder en de Surinaamse systeemspelers, zoals banken, reeds ondergaan, vijf jaar aan onzekerheid, Suriname verder achterstellen, op een moment dat juist de kans bestaat, economisch herstel, economische groei en een beweging in de richting van productie, mijnbouw en gezonde legitieme kasstromen in te zetten. Het gaat de fundamentele beginselen van het recht te boven om na vijf jaar een sfeer van verdenking te scheppen rondom belangrijke instituten. Terdege bewust van hoe Covid-19 organisaties ondermijnd heeft en kwetsbaar gemaakt heeft.

Tot slot is het ironisch dat uitgerekend Nederland, waar drugscriminelen een dreiging gevormd hebben voor Koningshuis en de regeringstop, waar advocaten door drugsorganisaties vermoord zijn en waar nog steeds doorvoer van meer cocaïne plaatsvindt dan in Suriname, deze gang van zaken volhoudt, ten opzichte van een zogenaamde ‘bevriende’ natie en regering.

Nederland en zijn autoriteiten doen er goed aan, niet de banken en directies met naam en toenaam op de voorgrond te schuiven, maar de namen bekend te maken van de rotte appels op wie zij hun vervolging wensen te richten, de betrokken personen die politieke en criminele invloed aanwenden en het doelwit van hun rechtshulpverzoeken aan Suriname. Vooral op een moment dat de kiezer, met de invloed van deze rotte appels op het politiek bestel, kan afrekenen via de stembus.

More
articles