Het recente bericht over de voortzetting van de bouwwerkzaamheden aan het DNA-vergadercomplex op de hoek van de Henck Arronstraat en de Grote Combéweg, roept serieuze vragen op over de integriteit en verantwoordelijkheid van de Surinaamse regering. De uitspraken van minister Albert Ramdin lijken in tegenspraak te zijn met de daadwerkelijke acties van de regering, zoals benadrukt door Stephen Fokké, site manager van de historische binnenstad Paramaribo.
Het gebrek aan consultatie met nationale UNESCO-commissies en het negeren van aanbevelingen van ICOMOS/UNESCO, wekken argwaan. De belofte van Suriname om de aanbevelingen op te volgen, gepresenteerd tijdens het bezoek aan Parijs, lijkt hol te zijn, gezien het gebrek aan aangepaste bouwontwerpen voor beoordeling door UNESCO. Het afdoen van de vereiste Heritage Impact Assessment (HIA) als “niet gangbaar” is verontrustend, gezien de verplichting onder de Werelderfgoed Conventie. Het bagatelliseren van de expertise en richtlijnen van internationale Werelderfgoed-organisaties getuigt van arrogantie en minachting voor het mondiale erfgoed. Het voortzetten van de bouw zonder de aanbevelingen op te volgen, zou rampzalige gevolgen kunnen hebben voor Surinames UNESCO-Werelderfgoed-status. Het land riskeert niet alleen de schrapping van Paramaribo van de Werelderfgoedlijst, maar ook een ernstige reputatieschade op internationaal niveau en een verlies aan subsidies, misschien wel met een terugbetaalverplichting voor reeds verkregen fondsen. De vergelijking met andere Caribische landen die zich inspannen om hun erfgoed te behouden en te promoten, legt de schrijnende nalatigheid van Suriname bloot. De regering lijkt naar onze mening, politiek gewin boven culturele verantwoordelijkheid te plaatsen, hetgeen onaanvaardbaar is. Het is tijd voor de Surinaamse regering om verantwoordelijkheid te nemen voor haar acties en het internationale erfgoed met respect te behandelen. Het negeren van verplichtingen onder de Werelderfgoed Conventie is niet alleen schadelijk voor de reputatie van het land, maar ook een belediging voor de internationale gemeenschap die zich inzet voor het behoud van ons gedeelde erfgoed.