“Het ontslag van de heer Marciano Hellings is in strijd met vakverenigingsvrijheid zoals door artikel 30 van de Grondwet beschermd. Daarnaast wordt de ILO Conventie over bescherming van vertegenwoordigers van het vakwezen geschonden door de EBS als werkgever. Op de EBS rust als parastataal bedrijf en als monopolist daarnaast een verplichting tot verdergaande zorgvuldigheid conform de algemene beginselen van behoorlijk bestuur”, zegt mr. Antoon Karg desgevraagd aan de redactie van De West.
Volgens de jurist brengt de ontslagbescherming van vertegenwoordigers van vakbewegingen en in het bijzonder van bestuursleden met zich mee, dat ontslag vooraf aan een gerechtelijke instantie moet worden voorgelegd en ook dan alleen met door de rechter bevonden dringende redenen voor toestemming, kan plaatsvinden.
“Hiernaast liggen aan het ontslag van de heer Hellings onwaarheden en kwalificaties ten grondslag, die niet aan een werkgever of directie toekomen. Het recht op vrijheid van meningsuiting van de heer M. Hellings wordt geschaad, maar daarnaast wordt een beroep gedaan op ‘belediging’. De werkgever kan niet kwalificeren wat ‘belediging’ juridisch inhoudt, in ieder geval niet als basis voor ontslaggrond en de werknemer heeft misschien wel uitingen erkend, maar nooit zelf het zogenaamd beledigend karakter”. Karg is van mening, dat het patroon een voortzetting is van een zorgelijke ontwikkeling op het gebied van het vakwezen en in het activisme, waar de regering en verlengstukken van de politiek, de pijlen richten op personen die het democratisch recht beleven, in plaats van de inhoudelijke discussie aan te gaan.
“Het is daarnaast een zorgelijke ontwikkeling dat op een moment dat de koopkracht van huishoudens diep getroffen wordt door tariefsverhogingen, de leiding en het toezicht van het bedrijf, welke sinds het aantreden van deze regering nimmer jaarcijfers heeft weten te publiceren, de persoonlijke reputatie en belangen van directieleden tot prioriteit maken, in plaats van de maatschappelijke discussie met data, cijfers en transparantie tegemoet te treden”, stelt de jurist.
De publieke discussie rond ‘goed’, ‘slecht’, ‘hoop’ als termen om het bedrijfsverloop van parastatale bedrijven te staven, is volgens Karg niet goed voor de rechtsstaat, zeker niet als bindende tariefs- en prijsverhogingen het gevolg zijn, bindende uitholling van de rechten van werknemers en het vakwezen volgen, maar de wettelijke plicht tot het opleveren van de basisinformatie die de abonnee, de werknemer en de kiezer in staat stellen te beoordelen of wat van hun gevraagd wordt aan offers, redelijk is of het gevolg is van wanbestuur en financieren van de persoonlijke levensstijl van politieke benoemingen, verzaakt wordt.