Energieproblematiek

In oktober 2022 is er vanwege het tripartiet overleg een EBS-tarievencommissie ingesteld die moest komen tot de juiste vaststelling van de kostprijs van een kWh (kilowattuur is een energie-unit op basis waarvan een stroomtarief wordt uitgedrukt in geld). Deze operatie zat vol valkuilen. De kostprijs bepalen bij een normaal opererend bedrijf is immers alleen mogelijk als er significante verschuivingen qua investering en management gebeuren. In alle andere gevallen is het meer een bepaling van essentiële kosten om tot een benadering van de kostprijs te komen. Een kostprijs is toekomstgericht en laat zien dat planning en executie van het project in overeenstemming zijn.

Een onkostenbepaling is een op het verleden gestoelde operatie waarbij de administratief genoteerde operationele kosten worden geëvalueerd. Dus op het verleden gericht. Bij slecht management zijn deze kosten natuurlijk veel hoger. Een voorbeeld: bij het ontwerpen van de dam zijn de investeringen bepaald, evenals de opbrengsten. Zodoende is berekend dat met alle te ondernemen zaken, de kostprijs van de dam bij een productie van 80 MW gedurende 75 jaar een kWh prijs 1 cent heeft. Bij een hogere productie daalt deze prijs tot 0.4 cent, bij 180 MW. Het werk van de commissie bestond er dus uit om de wijze waarop de kosten tot stand komen, aan een onderzoek te onderwerpen en zo zaken die vanwege slecht management en slechte contracten veel extra kosten veroorzaakten, te splitsen en als verbeterpunten aan te merken. Het model waarmee gewerkt diende te worden, is in 2021 door de Energie Autoriteit Suriname (EAS) ontwikkeld met behulp van een consultant. In het Staatsbesluit 88 en 89 is aangegeven, hoe dit allemaal zou moeten werken in de praktijk. In tabel 1 kunt u zien hoe volgens de EAS, deze totale onkosten van EBS geordend dienen te worden in variabele en vaste kosten, hetgeen zich vertaalt in verbruikskosten (gebruikte energie in kWh) en basiskosten (vastrecht).

In ditzelfde tabel zien we ook dat EAS zichzelf rekent tot de variabele kosten en zodoende onderdeel is van het verbruikstarief. Ook zien we dat de aansluitkosten onderdeel zijn van het verbruikstarief. Volgens EAS-tabel 1 zien we hoe op basis van de kostenposten procentueel de productiekosten tot stand komen. Dit verandert echter afhankelijk van de prijs van de olie (hfo) per barrel. Dit tabel is uitgerekend bij een koers 18.18 srd/1us$. Deze koers was door IMF opgegeven als de te verwachten stabiele koers in 2020. We zien dat we inmiddels op de dubbele koers zitten. Uit tabel 1 zien we ook dat de energiemix, dat wil zeggen de verhouding tussen inkoop en zelfopwekking van EBS een significante invloed heeft op de prijs. Hetzelfde geldt voor de verhouding van hydro t.o.v. thermisch. Hoe meer hydro, hoe lager de onkosten van EBS. Hiermee zou je zeggen dat de taak voor het management van EBS duidelijk is: de productie leveren op een zo laag mogelijke onkostenpatroon. Dit was dus het uitgangspunt toen de ETC-commissie zijn opdracht kreeg.

De ETC heeft met de verkregen informatie tabel 2 bijgesteld waardoor tabel 3 ontstaat. Immers liep de koers tijdens de werkzaamheden van ETC op van 21 naar 31 srd/us$. Ook werd de prijs van Hydro opnieuw bepaald aan de hand van de meest recente exploitatiekosten. Verder bleek uit het logboek van de generatoren en de technische verslagen dat het verbruik van de generatoren een stuk minder was als opgegeven door EBS en SPCS (Staatsolie Power Compagnie Suriname, een dochter van Staatsolie). De bijstelling van het aantal barrels per MWh levert meteen een verbetering van de productiekosten op. Maar historisch gezien bleek ook dat de Staat Suriname jarenlang te veel heeft betaald voor bij SPCS opgewekte energie. Immers, als jarenlang wordt aangegeven dat voor 1 MWh 1.5 barrels olie wordt gebruikt, terwijl de verslagen aangeven dat 1.35 nodig is. Dan is er per MWh afgerekende energie 0.15 barrel teveel in rekening gebracht. Zelf de correctie die we in het tabel 2 van 2020 zien, waarbij 1.43 barrels wordt opgegeven, is nog steeds een flinke afwijking van de werkelijkheid.

“Het voornemen om te spuien per 10 december 2022 bevreemd de commissie aangezien in vergelijking met een jaar geleden (2021) het water ruim 2 voet lager is.” Deze tekst is direct opgenomen in het rapport van de ETC welke op 5 januari 2023 is gepresenteerd aan de clusterministers. De ironie van het verhaal dat er nu te weinig water is in het stuwmeer (gerelateerd aan het spuien?), laat duidelijk zien dat er meer nodig is als “mooi weer management” om het beheer correct uit te voeren.

Dat even ter zijde. Uit het rapport van Jacobs uit 2016 zien we dat in de Jaren 1990 het beheer van de stuwdam schommelde tussen 3.5 en 7 miljoen US-dollars op jaarbasis. Uit de evaluatie van de dam in 2015 en 2019 zien we dat deze exploitatiekosten inmiddels zijn toegenomen tot 8 a 14 miljoen US-dollars. Omdat Staatsolie geweigerd heeft de exploitatiekosten van de jaren van hun beheer (2020, 2021 en 2022) te verstrekken, heeft ETC de laatste Suralcojaren waarvan de kosten wel bekend zijn, gebruikt voor benadering van de kostprijs. De hydro-exploitatiekosten zijn voor de Suralcojaren 2010 tot 2019 gemiddeld $11,083,600 US.

Dit bij een opwekking van gemiddeld 110 MW. Dus kostendekkend en 10% winst voor de dam zou een tarief van $11.50 per MWh opleveren.

De gemiddelde opwekking van de dam over de laatste 16 jaar laat een vermogen van 111MW zien. In tabel 4 zien we een lijst van kosten afhankelijk van opgewekt vermogen. SPCS ontvangt bijna 2 US-dollarcent terwijl de kostprijs 1,15 US-cent bedraagt. Kosten voor handhaving van de wet door het Korps Politie Suriname, moeten niet betaald worden door Staatsolie of SPCS, maar dienen op de Begroting van Justitie en Politie voor te komen als aparte beleidsmaatregel, en gefinancierd door de Staat. Concernverzekeringen zouden niet moeten worden gedragen door SPCS, maar door Staatsolie. Schade door Natuur en Klimaat zijn onverzekerbaar en dienen derhalve door de Staat te worden gedekt door b.v. het expliciet op te nemen in het rampenfonds. Dit is overigens te dekken uit de algemene middelen van het Ministerie van Financiën, per jaar bepaald. Bij de eventuele in te stellen royalty’s op Koolwaterstoffen kan een deel van dit fonds ook gebruikt worden voor stabilisatie van het tarief bij ernstige ontregeling van de wereldmarkt. Consultancy In de Surinaamse energiepraktijk wordt in belangrijke mate gebruik gemaakt van buitenlandse consultants.

Er blijkt steeds een belangrijk deel van de plannen te worden besteed aan projecten voor zonne-energie en het afdwingen van kant en klare oplossingen door donorlanden. Deze koppelverkoop is nadelig. Er is tevens geen kostenonderbouwing voor deze gang van zaken. De schuld loopt op terwijl er geen rendement in deze projecten zit. Er is blijkbaar geen overheids beleid in de sector. Ieder doet zijn ding en de kosten worden als leningen van het land bij elkaar opgeteld. Schandalig wordt het wanneer hydroprojecten in een land met een enorm hydro-potentieel op achteloze wijze terzijde worden geschoven vanwege de waterhyacint. Deze groeit in het water en levert veel methaan op. De bewering is nu dat de hele olie-industrie milieuvriendelijker is als hydro. Ook wordt geklaagd over het gebied dat onder water wordt gezet. Terwijl ook solar en wind een flink beslag legt op de ruimte om ons heen. Kortom, de adviezen zijn er niet opgericht om Suriname aan goedkope energie te helpen. De plannen lijken er bij uitstek opgericht te zijn om de energieproductie zo duur mogelijk te maken. Hetzelfde geldt overigens ook voor de watervoorziening Maar als je alles aan consultants overlaat, en niet aan Surinamers met kennis, zal dat de logische uitkomst zijn.

Ir. Edmund Neus

Bron: VES-Inzicht, april 2024

More
articles