De non-profit organisatie A’wore’ mary y’ne (AWMY), die in associatie met het VN-instituut van de Special Rapporteur on the Rights of Indigenous Peoples, werkzaam is op zowel nationaal en internationaal niveau, heeft de terechtzitting van vrijdag 16 februari 2024 van de inheemse mannen in de strafzaak Pikin Saron bijgewoond als waarnemer. De aanwezigheid als observer is vooraf aan de zittingsrechter per brief medegedeeld op 13 februari 2024. AWMY heeft in de context van het respecteren en waarborgen van de rechten van inheemsen het verloop van de zitting geobserveerd. Het accent lag daarbij op de waarborging van een eerlijke en openbare behandeling door een competent, onafhankelijk en onpartijdig gerecht (artikel 14 BUPO-verdrag).
De waarnemingen zal AWMY presenteren op de Twenty Third Session of the United Nations Permanent Forum on Indigenous Issues (UNPFII), die zal worden gehouden in New York van 15 t/m 26 april 2024. Het thema van die bijeenkomst is het versterken van het recht op zelfbeschikking van Inheemse volkeren in de context van de VN-verklaring over de Rechten van Inheemse Volkeren: met nadruk op de stem van inheemse jongeren. Op de bijeenkomst zullen alle zes mandaatgebieden van het Permanente Forum worden besproken, te weten: economische en sociale ontwikkeling, cultuur, milieu, onderwijs, gezondheidszorg en mensenrechten. Dit tegen de achtergrond van de naleving en implementatie van de VN-Verklaring over de Rechten van Inheemse Volkeren (UNDRIP) en de Agenda 2030 voor Duurzame Ontwikkeling.
In navolging van het verslag van de zitting van 16 februari 2024 in een artikel in De Ware Tijd, heeft AWMY het ook nodig geacht om als organisatie die zich tot doel heeft gesteld om bij te dragen aan het optimaal kunnen beleven van het zelfbeschikkingsrecht door inheemse en andere in stamverband levende volkeren, via de Surinaamse media haar ernstige bezorgdheid uit te spreken over de gedemonstreerde vooringenomenheid door de zittingsrechter en daarmee de afwezigheid van de noodzakelijke rechterlijke onpartijdigheid en onafhankelijkheid. De zittingsrechter schroomde er bijvoorbeeld niet voor om meermaals tegen de verdachten te zeggen: ‘Je weet wat je gedaan hebt’, verwijzend naar de in de tenlastelegging opgenomen feiten, die echter nog niet bewezen zijn verklaard. Op die zitting is ook naar voren gekomen dat de inheemse mannen in voorarrest gehouden worden, omdat zij inheemsen zijn en zich onvindbaar zouden kunnen maken. AWMY heeft verder waargenomen dat de raadslieden worden beknot in het verlenen van gedegen rechtsbijstand aan de Inheemse mannen met behulp van getuigen.
Zowel tijdens het gerechtelijk vooronderzoek als op de zitting van 16 februari 2024, is door de rechters besloten dat er geen mogelijkheid is om bepaalde vragen te stellen aan getuigen. Volgens de rechter-commissaris moesten die vragen op de zitting worden gesteld en volgens de zittingsrechter zijn die getuigen al in het vooronderzoek gehoord door de rechter-commissaris. Daarnaast wil de zittingsrechter de behandeling van de zaak snel afronden. Opmerkelijk is dat de zittingsrechter wel een verdachte, die ook reeds door de rechtercommissaris is gehoord, wederom wil horen als getuige tegen zijn medeverdachten. Op basis van de eigen waarnemingen heeft AWMY de gegronde vrees dat met deze wijze van rechtspleging het recht van de inheemse mannen op een eerlijke en openbare behandeling door een competent, onafhankelijk en onpartijdig niet gegarandeerd is.
Deze zorgwekkende waarnemingen zullen ongetwijfeld door AWMY worden gerapporteerd, middels presentaties, aan de Special Rapporteur on the Rights of Indigenous Peoples en het United Nations Permanent Forum on Indigenous Issues in de periode 15 t/m 26 april 2024.