De regering Santokhi en die van Ali in Guyana, blijven maar en aanhoudend babbelen over de bouw van een brug over de Corantijn, die beide landen met elkaar dient te verbinden. De informatie over de bouw van deze oeververbinding is in Guyana veel intensiever en er zou zelfs gesproken zijn over een deelfinanciering door de Guyanezen, die momenteel enorme deviezeninkomsten hebben uit de aardoliesector. Het is inmiddels duidelijk, dat een dergelijk enorm civiel project meer dan 400 miljoen dollar moet kosten en waar het geld vandaan moet komen, is niet duidelijk.
Zeker twee Chinese bruggenbouwers die belangstelling toonden, haakten al snel af, toen duidelijk werd dat zij het project zouden moeten voorfinancieren. Zowel Suriname als Guyana kan momenteel niet voor een dergelijk bedrag inkomen en eigenlijk moet het, gezien de jurisdictie op de brug dient te gelden, niet anders zijn dan dat Suriname de kosten voor meer dan 90 procent, dient te dragen. Guyana is voorstander van de brug, omdat het de Guyanezen in het kader van commerciële verbindingen en handelsrelaties, alleen maar voordeel zou kunnen opleveren, als er een brug komt. De Chinezen hebben afgehaakt, omdat men ook in Beijing al met een enorme debiteurenpost van Suriname zit, die ruim boven de 500 miljoen dollar ligt. En tot nog toe is het niet duidelijk, hoe Suriname deze buitenlandse schuld, die uit de periode van de regeringen Bouterse dateert, terug zal kunnen betalen. Om daar nog eens ruim 400 miljoen bovenop te parkeren, voelen de Chinezen natuurlijk niets voor. Suriname en Guyana willen dan wel een brug, maar hoe zit het met de financiering? Welk land of financieringsinstantie zal op dit moment bereid zijn vooral Suriname, zo fors te lenen om een brug te bouwen, terwijl het helemaal niet duidelijk is, of dit land terug zal kunnen betalen en binnen welke termijn. Voorts is het zo, dat we bezig zijn met het uitvoeren van een economisch herstelplan dat gekoppeld is aan financiële steun van het Internationaal Monetair Fonds, IMF. Het IMF kijkt dan ook voortdurend over onze schouders om te bezien, dat wij geen absurde, niet realiseerbare handelingen plegen, die het land nog verder in de financiële problemen kunnen brengen. De vraag die telkenmale rijst, is of de bouw van een brug richting Guyana, zo een enorme prioriteit geniet, terwijl er overal tekorten zijn en zeker binnen onze nationale begroting. Moeten we niet eerst kijken naar het opvijzelen van onze volksgezondheid, het onderwijs, de nationale productie die op export gericht dient te zijn, een betere watervoorziening, het wegwerken van de armoede, het verbeteren van de koopkracht voor de gehele samenleving, alvorens we denken aan het bouwen van een brug naar Guyana, die ons nog verder in de schuldenstrop zal brengen. Suriname is in aanloop naar de zogeheten ‘oil boom’ die over enkele jaren gestalte moet krijgen, nog steeds straatarm en we moeten ons niet zitten rijk rekenen, terwijl we dat niet zijn. Die brug zal er eens komen, daar zijn weinigen het niet over eens, maar de tijd moet er wél rijp voor zijn en het geld zonder een zware leningsovereenkomst aanwezig. Suriname heeft het nu enorm moeilijk en we moeten ons niet groter voordoen dan we zijn. We zitten nog steeds in een enorme financieel-economische crisis, waar we eerst uit moeten zien te komen. Pas wanneer we voldoende geld verdienen en de brug gewoon kunnen betalen, moeten wij die bouwen over onze nationale rivier en daarenboven ervoor zorgen, dat de jurisdictie over het bouwwerk, bij ons berust en blijft. Zolang dat allemaal niet goed mogelijk is, kunnen we eindeloos over het bouwen van een brug blijven ijlen, maar blijft het een utopie.