De gezamenlijke verklaring van Argyle, een resultaat van de recente ontmoeting tussen de presidenten van Guyana en Venezuela, Irfaan Ali en Nicolás Maduro, heeft een kritische reactie uitgelokt van Guyana’s minister van Buitenlandse Zaken en parlementslid, Amanza Walton-Desir.
Er wordt positief gereageerd op de belofte van de verklaring om geen militaire actie te ondernemen. “Ik weet dat Guyanezen zich grote zorgen maakten, gezien het feit dat we geen groot leger hebben. Dergelijke zaken die in zo een stroomversnelling terechtkomen, zouden ernstige gevolgen voor ons kunnen hebben. Door de de-escalatie ben ik blij om te zien dat er een belofte is om de vrede te handhaven”, aldus Walton-Desir.
Ze uitte echter haar bezorgdheid over clausule 9 van de verklaring, waarin staat: ‘Beide staten kwamen overeen om binnen de komende drie maanden, of op een ander afgesproken tijdstip, opnieuw in Brazilië bijeen te komen om elke kwestie te bespreken die gevolgen heeft voor het gebied in kwestie.’
Walton-Desir is van mening dat deze clausule de positie van Guyana in gevaar brengt door een ‘omstreden gebied’ te erkennen. “Dit is veel te breed en laat te veel speelruimte voor interpretaties die in strijd zouden kunnen zijn met de belangen van Guyana.”
Wat Guyana betreft, zo legde Walton-Desir uit, was er nooit een gebied dat ter discussie stond, aangezien het arbitraal vonnis van 1899 het gebied aan Guyana toekende. Ze voerde aan dat deze formulering schadelijk is voor Guyana, omdat het mogelijkheden opent voor interpretaties die de belangen van het land zouden kunnen schaden.
Routinematige overheidsacties zoals het verlenen van een mijnbouwvergunning in Essequibo, kunnen bijvoorbeeld worden geïnterpreteerd als gevolgen hebbend voor dit ‘omstreden gebied’, wat mogelijk kan leiden tot onnodige diplomatieke confrontaties of dat Guyana met Venezuela moet overleggen over de ontwikkeling van de hulpbronnen van het Essequibo-gebied.
Tijdens een discussie op een online platform, georganiseerd door collega-parlementslid Sherod Duncan, uitte Walton-Desir haar opluchting over de belofte van de overeenkomst om militaire actie te vermijden en de toewijding aan vrede. Ze betwijfelde echter de noodzaak voor Guyana, een niet-agressor, om een dergelijke toezegging te doen. Ze wees erop dat de verklaring geen verwijzing bevatte naar de recente beslissing van het Internationaal Gerechtshof (ICJ) in de voorlopige maatregelen, die volgens haar hadden moeten worden opgenomen om de rechten en soevereiniteit van Guyana over Essequibo te doen gelden.
Het Internationaal Gerechtshof heeft onlangs maatregelen uitgevaardigd die het voor Venezuela onwettig maken om te proberen de controle van Guyana over de regio Essequibo te wijzigen, in afwachting van de uitkomst van de inhoudelijke zaak over de vraag naar de geldigheid van de arbitrale uitspraak uit 1899.
Van het ICJ vermeldt de verklaring alleen: ‘Er is nota genomen van de bewering van Guyana dat het zich inzet voor het proces en de procedures van het Internationale Gerechtshof voor de oplossing van de grenscontroverse. Wij hebben kennisgenomen van de bewering van Venezuela over zijn gebrek aan instemming en gebrek aan erkenning van het Internationale Gerechtshof en zijn jurisdictie in de grenscontroverse.’
De Argyle-verklaring was het resultaat van een bijeenkomst die werd gefaciliteerd door dr. Ralph Gonsalves, pro-tempore president van de Gemeenschap van Latijns-Amerikaanse en Caribische Staten (CELAC), en werd bijgewoond door leiders uit de Caribische en Latijns-Amerikaanse regio’s. De overeenkomst heeft tot doel de vrede in de regio te handhaven, na verschillende maatregelen van de Venezolaanse regering die aanleiding gaven tot bezorgdheid dat het land Guyana zou binnenvallen.