Wat niet bij elkaar hoort, zal niet bij elkaar blijven, zei oud-premier Johan Adolf Pengel destijds, om aan te geven, wat in politieke zin qua samenwerking levensvatbaar kan zijn en wat niet. Maar wat Pengel destijds stelde, geldt nu ruim een eeuw verder nog steeds, als we kijken naar de huidige politieke combinaties en de tegenstellingen, die maken dat er zo weinig tot stand kan worden gebracht.
Wegens het stemgedrag van het Surinaamse electoraat ontkomen de Surinaamse politieke partijen er niet aan, na een volksraadpleging, over te gaan tot coalitievorming. Via een goed regeerprogramma en volwassen samenwerking zou ons land een redelijke goede ontwikkeling, kunnen doormaken. Maar tal van zwaar afwijkende belangen van de verschillende coalitiegenoten, maken dat er over tal van zaken geen consensus kan worden bereikt en dat daarvan stagnatie het gevolg is. Het belang van de ene partner is nog niet het belang van de andere, dat maakt dat er wrijving ontstaat, en zaken langer dan gewild blijven liggen en de ontwikkeling van het land stagneert. Ook bij het huidige kabinet is het overduidelijk dat er niet goed kan worden samengewerkt, omdat de belangentegenstellingen, te zwaar wegen. Een coalitiegenoot kan behoorlijk aanstoot nemen aan de benadering van een andere coalitiegenoot van bepaalde vraagstukken en dat ook duidelijk tot uiting brengen. Ook voor wat betreft het uitvoeren van projecten, kan er behoorlijk wat verschil van inzicht optreden, waardoor de spanningen oplopen en die worden dan op vaak ongehoorde wijze tot uiting gebracht. In 2020 na de verkiezingen, is er een coalitiekabinet tot stand gekomen, waar van meet af aan duidelijk werd, dat samenwerken heel lastig zou worden, omdat de belangen van met name VHP en ABOP, mijlenver uiteen lagen en nog steeds liggen. Maar het werd toch een politiek schijnhuwelijk, dat tot op heden voor veel fricties heeft gezorgd en waarbij de samenwerking op heel moeizame wijze tot stand komt. Dat ook dit kabinet niet gevrijwaard is gebleven van corruptie en vriendjespolitiek, is voor eenieder duidelijk. We zijn nog geen twee jaar voor de verkiezingen beland op een punt, waarbij gerust gesteld kan worden, dat heel wat zaken niet vlotten. De vijandigheid en het wantrouwen tussen VHP en ABOP behoeft geen uitgebreide uitleg, daar spreken de berichtgevingen boekdelen over. De corruptie binnen het ministerie voor Grondbeleid en Bosbeheer staat buiten kijf en heeft gemaakt dat er tal van rechtszaken tegen dit ministerie bij de groene tafel zijn beland. Het is momenteel meer dan zichtbaar dat de spanningen tussen de voormelde partijen aan het oplopen zijn en de verwijten niet gering. Wat ook speelt, is dat de voorzitter van ABOP en vicepresident van dit land, in hoge mate in opspraak is geraakt, vanwege zijn vermeende betrokkenheid bij de grensoverschrijdende misdaad. Bepaald geen makkie om onder deze omstandigheden je als land en regering aan het buitenland te moeten presenteren. Suriname heeft na drie jaar te maken met politieke instabiliteit, onder meer ingegeven door twee-spalt in de coalitie. Assembleeleden van ABOP hebben aangegeven dat de partij de regering niet zal laten vallen, omdat er is beloofd, de volle vijf jaar te zullen aanblijven. Het wordt dus voortmodderen, en maar hopen dat mei 2025 zonder al te veel calamiteiten zal worden gehaald. Daarna zal het volk beslissen wie het aanwijst om tot 2030 te regeren. Hopelijk zal het kunnen kiezen voor lieden die er niet alleen op uit zijn te stelen en het land nog verder te benadelen. Waar het volk vooral voor moet zorgen, is dat het mensen met verstekveroordelingen en andere vonnissen, de pas wordt afgesneden en dat kan door gewijzigd stemgedrag, want Suriname heeft er totaal niets aan geleid te worden door criminelen die er toevallig zitten, omdat ze op bepaalde kiezers lijken.