Minister Albert Ramdin van Buitenlandse Zaken, International Business en Internationale Samenwerking (BIBIS), heeft op maandag 20 november de vaste commissie van de Nationale Assemblee (DNA) voor het ministerie van BIBIS ontvangen. Van de commissie waren aanwezig de leden Rabindre Parmessar, Ronny Aloema, Niesha Jhakry, Mahinderkoemar Jogi en Chuanrui Wang onder voorzitterschap van Asiskumar Gajadien. Het doel van de meeting was de begrotingsbehandeling van het ministerie, evaluatie van de effectiviteit van het buitenlandbeleid, de middelen die daarvoor worden uitgegeven en de resultaten daarvan te bespreken.
Na een welkomstwoord van de minister stak voorzitter Gajadien gelijk van wal met vragen over enkele onduidelijkheden zoals aangetroffen op de begroting en die nadere uitleg verdienen, waaronder de nieuwbouw van het ministerie en kosten van buitenpost Marokko. Voorzitter Gajadien noemde verder ook de olie- en gasontwikkeling, waarbij er een overeenkomst is getekend met Trinidad & Tobago. In het verlengde hiervan vroeg de voorzitter ook naar de stand van zaken van local content, het migratiebeleid en het visumvrij reizen.
Lid Parmessar vroeg naar de stand van zaken rond de brug over de Corantijnrivier en benadrukte dat een brug met een vreemde mogendheid meer aspecten heeft dan een lokale brug. Hij merkte op het zeer triest te vinden om de ontwikkelingen vanuit de Guyanese pers te moeten vernemen. Ook legde hij verder uit dat het grensconflict tussen Guyana en Venezuela vele gevolgen kan hebben voor Suriname. Lid Parmessar stelde verder de ondertekening van de ACP-EU overeenkomst aan de orde, waarbij volgens hem de rol van het parlement werd geminimaliseerd. Hij vroeg naar duidelijkheid over de kwes-tie Palestina en Israël en gaf aan, dat zij vooral informatie is verkregen via de media.
Minister Ramdin ging breedvoerig in op de gestelde vragen en onduidelijkheden. De mi-nister gaf als eerste aan dat er geregeld uitgebreide documenten over de verrichtingen van het ministerie worden opgestuurd naar de DNA-commissie. Ten aanzien van de nieuwbouw gaf de minister de dringende noodzakelijkheid aan. ‘’Deze locatie komt in gedrang vanwege de uitbreiding van de nieuwbouw van de DNA’’, legde de minister uit, die eraan toevoegde dat het daarom moeilijk is zowel gasten als personeel van een parkeerplaats te voorzien en dat ook de ingang wordt belemmerd. ‘’Gelet op het karakter en het internationale imago van het ministerie en de regelmatige ontvangsten van buitenlandse gasten op hoog niveau, verdient het ministerie een dienovereenkomstige locatie. Voorts, ten behoeve van een efficiëntere dienstverlening is het wenselijk om alle vier directoraten onder een dak te hebben’’, aldus de minister.
Bij het bespreken van de stand van zaken van de brug over de Corantijnrivier vroeg de minister extra aandacht voor de wijze waarop niet alleen dit onderwerp, maar eveneens de kwestie Palestina-Israël, de visserijvergunningen, de grenskwestie en enkele andere kwesties worden besproken in de media, aangezien niet alles wat in de media verschijnt, officiële verslagen betreft. De bewindsman benadrukte het proces van besprekingen en het begrip daarvoor.
Ten aanzien van de brug gaf de minister mee dat er technische voorbesprekingen plaatsvinden, onder andere door een team dat bestaat uit drie ministers wederzijds van Financiën en Planning, Openbare Werken en Buitenlandse Zaken. Voorts worden financieringsmodaliteiten bekeken. ‘’De brug gaat zichzelf niet terugverdienen met personenverkeer’’, zei de minister. Binnenkort wordt een verslag verwacht met advies van het voorbereidingsteam.
In het grensgeschil tussen Guyana en Venezuela gaf de minister aan dat Suriname Guyana ondersteunt, maar dat dit niet betekent dat de kwestie Tigri daarmee ook beslecht is. Op de vraag van voorzitter Gajadien om de mogelijkheid te bekijken om meer betrokkenheid te hebben in de besprekingen, zei minister Ramdin dat het een heel gevoelige zaak betreft en dat die nog niet in een openbare setting is.
Ten aanzien van de kwestie Palestina-Israël herhaalde minister Ramdin dat Suriname consequent en consistent is geweest in de officiële berichtgevingen, zowel vanuit de lokale regering als in New York bij de Verenigde Naties, dat er geen partij gekozen is en dat Suriname kijkt naar de humanitaire aspecten. Daarnaast maakt Suriname onderdeel uit van de CARICOM en diens standpunt. De minister gaf verder mee dat er besprekingen zijn geweest met lokale islamitische organisaties die positief zijn verlopen. ‘’Ook hierbij vraag ik begrip voor het proces van besprekingen omdat er veel meer gebeurt op basis van diplomatie’’, benadrukte de minister.
Bij het behandelen van het onderwerp olie en gas werd uitgebreid ingegaan op onder andere, de aspecten van local content, investeringen en investeringsfaciliteiten en randvoorwaarden, migratie, import en exportvoorzieningen, faciliteiten voor kleine- en middelgrote bedrijven, BTW, diepzeehavens en de rol van het bedrijfsleven. De minister maakte hierbij duidelijk dat het niet slechts zaken betroffen die enkel op het bord van het ministerie van BIBIS lagen en dat het belangrijk is om samen te werken. ‘’Als we niet samen willen nadenken over wat er gedaan moet worden om investeringen in Suriname te stimuleren, dan moeten we geen ontwikkeling verwachten’’, aldus de minister.
De partijen waren het erover eens dat de onderwerpen een nadere bespreking behoeven en dat daar apart tijd voor zou worden uitgetrokken. De reguliere meeting zal in januari plaatsvinden. Tot slot gaf de minister aan dat er nog een amendement op de begroting zou worden ingediend betreffende onder andere de meetings van het volgend jaar. Het team van het ministerie van BIBIS mocht vervolgens werd vervolgens gecomplimenteerd door lid Parmessar voor de keurige opstelling van de begroting. Onder dankzegging van voorzitter Gajadien voor de uiteenzetting door de minister, werd de vergadering beëindigd.