De fractie van de Nationale Democratische Partij heeft in De Nationale Assemblee gevraagd om de stand van zaken betreffende het toezicht bij de Centrale Bank van Suriname. Met de wens om meer openheid. Daarbij hebben de vragen zich toegespitst op onderwerpen die na de regeerperiode van deze regering de aandacht van het publiek getrokken hebben. Ondanks het feit dat fiasco’s waar leden van dezelfde fractie zich nog aan hetzelfde haardvuur verwarmd hebben als de hoofdverantwoordelijken. Ondanks de continuïteit van het instituut van de toezichthouder en het juist naar voren komen van verslaglegging, waarop alle geïnteresseerde partijen zich kunnen baseren, is de lijn die de NDP volgt, een van verdenking, onzekerheid en inbreuk op vertrouwen.
Ironisch, juist op het moment dat voor iedere objectieve partij, nationaal en internationaal duidelijk is, dat de weg van verslaglegging, onafhankelijkheid en checks and balances juist nu ingeslagen is. Wat verder ook over het monetair beleid als geheel gesteld mag worden, de Centrale Bank kan staven, dat instituutversterking plaats heeft gehad en vorm heeft gekregen, door onder meer wetswijziging, technische internationale samenwerking en een cultuurverbetering op het gebied van transparantie en bedrijfsvoering.
Als de fractie, de bekrachtiging van de wetgeving wil neerleggen bij de Centrale Bank, geeft de fractie blijk van een armzalig begrip van het proces van wetgeving en tegelijkertijd van politieke lafheid, door de pijlen te richten op de Centrale Bank zelf en niet op de regering, aan wie bekrachtiging gelegen is. Daarnaast geeft de onlangs gepubliceerde jaarrekening juist weer, dat het kasreserve debacle, waar de NDP en sommige van haar fractieleden de rechtstreekse politieke verantwoordelijkheid voor dragen, zowel qua vertrouwen, als qua pure financiële impact, de diepste groeven en littekens op het instituut achtergelaten hebben.
Waar een gevoel van schaamte en terughoudendheid, een volwassen politieke beweging tot een constructieve houding, in het bijzonder betreffende de gezondheid van de financiële sector, zou moeten bewegen, kiest de fractie een houding van confrontatie, gericht op verwarring en selectieve verontwaardigheid.
Een simpele en zuivere aanpak, zou niet starten met een vergrootglas dat alles voor juli 2020 bedekt, maar met een lijst, gebaseerd op omvang van de schade toebrengende gebeurtenissen. In dat geval zou doortastend toezicht gevolgen kunnen hebben die niet iedere NDP’er de bewegingsvrijheid zou laten, waar de fractieleden misschien wanen over te beschikken.
De politieke realiteit is echter, dat fractieleden uit diezelfde De Nationale Assemblee, van beleidsadvies naar beleidspraktijk schijnen te verhuizen in een tijd dat zowel de coalitie als de oppositie zich geen groter kwaad kan indenken, dan dubbele functies, dubbele salarissen, dubbele inkomsten en zelfverrijking. De praktijk lijkt echter meer op een proefballon voor een warm Paars-Oranje feestje, na 25 mei 2025.
De oppositie heeft waarschijnlijk zitten bladeren in de Centrale Bankwet 2022 en ontdekt, dat de leden van de zittende Raad van Commissarissen, het toezichthoudend orgaan van de organisatie zelf, slechts 6 maanden na het in werking treden van rechtswege in functie blijven.
De kunstmatige en misplaatste kritiek, is dus niet alleen voorgeselecteerd op inhoud, maar ook voorgeselecteerd op uitkomst, namelijk het aanpassen van de samenstelling van de Raad naar de grillen en voorkeur van een door de kiezer afgewezen oppositie. Daarbij het moment van ontevredenheid over de monetaire resultaten, misbruikend voor kunstmatige drukstelling en een partijpolitiek wenselijk resultaat.
A.A.