Over pakweg vijf jaar, als er niet plotseling weer stagnering ontstaat, zullen de maatschappijen TotalEnergies en Apache, overgaan tot het oppompen van aardolie voor de kust en zal Suriname zijn langverwachte olieboom doormaken. Er zal een grote ontwikkeling op gang komen en de spin-off effecten zullen duidelijk voelbaar worden. Maar er is nog een groot probleem, waar Suriname veel aandacht aan zal moeten besteden en dat betreft de werkgelegenheid en haar juiste invulling van capabele, werklustige mensen. Suriname kan dan wel dromen van het uitvoeren van grote projecten, maar zal daar wél de juiste en passende uitvoeringscapaciteit voor aan de dag moeten kunnen leggen. En daar schort het op het ogenblik behoorlijk aan. We kunnen dan wel steeds met nadruk babbelen over “local content”, dat wil zeggen dat onze werkkrachten, indien die beschikbaar en capabel zijn, het eerst aan het werk geholpen moeten worden. Maar dan moet het wel zo zijn dat men vooral capabel is en ook werkwillig, want daar schort het momenteel ook behoorlijk aan. Alvast zal men veel meer technisch personeel moeten opleiden en dan vooral mensen die een affiliatie hebben met de aardolie-industrie. Die zijn momenteel alleen bij Staatsolie voorhanden en ook daar zal er heel wat aanvulling moeten plaatsvinden met capabelen. Over vijf jaar moeten de grote activiteiten plaatsvinden, en dan is het heel goed mogelijk, dat Suriname aardolie zal oppompen uit verschillende bronnen offshore. Volgens Annand Jagesar, Chief Executive Officer van Staatsolie, heeft Suriname nog ruim onvoldoende technische krachten, om die adequaat in te kunnen zetten binnen een booming oil-business en zullen er daarom veel externe krachten hier ingezet moeten worden om de zaak goed op gang te krijgen, en de continuïteit in deze industrie te garanderen. Guyana heeft volgens de Staatsolie-baas, ook een gebrek aan voldoende krachten binnen zijn eigen aardolie-industrie en is genoodzaakt aanvullend personeel uit het buitenland, toe te laten. Suriname zal dat vermoedelijk ook moeten doen volgens Jagesar, indien het niet in staat is eigen capabel en werkwillig personeel voor deze sector klaar te stomen. We weten allemaal hoe het met ons onderwijs zit en het is dan ook niet verwachtbaar, dat we binnen korte termijn en de huidige brain drain die ons land thans teistert, binnen een decennium voldoende krachten zullen hebben om voor de aardoliesector het tekort aan werkers, op te vangen. Op dit halfrond hebben velen ervaring opgedaan in deze sector. We denken daarbij aan Venezolanen en Brazilianen die in de aardoliesector werkzaam zijn of zijn geweest, die dan wel hierheen zullen willen komen, mits er goed verdiend kan worden. Zowel in Brazilië als Venezuela is er een aardolie-industrie, waar technici kunnen worden afgeroomd en dan wel zeker uit Venezuela. Als deze mensen hier kunnen komen assisteren, moeten wij ze zeker niet weigeren. Omdat wij deel uitmaken van Zuid-Amerika, lijkt het toch verstandig dat men binnen ons onderwijs, de leervakken Portugees en Spaans gaat stimuleren, omdat met die opgedane kennis, het makkelijker zal zijn met mensen uit dit halfrond, samen te werken. Ook de looneisen van werkers uit Zuid- en Midden-Amerika kunnen minder stringent zijn dan van lieden uit het rijke westen. Dat wij zeer onvoldoende en capabele werkers zullen hebben over vijf jaar om effectief en efficiënt te kunnen arbeiden in een oil-boom, is in ieder geval nu reeds heel duidelijk.