Reactie op artikel: ‘Conversie op grond van bestaande wetgeving’

In de media verscheen een artikel van mr.dr. C.R. Jadnanansing, getiteld: ‘Conversie op grond van bestaande wetgeving’, waarin hij aangaf, dat conversie op grond van de bestaande wetgeving mogelijk is.

Wij onderschrijven ten volle de mening van mr. Jadnanansing. Wel benadrukken wij dat voor het toepasbaar maken van de conversie, wellicht nog een of meer staatsbesluiten en/of ministeriele beschikkingen nodig zullen zijn.

Volgens artikel 3 lid a van het bestaande staatsbesluit van 2009: Besluit Overdracht domeingrond in Eigendom (BODE), komen gronden die niet groter zijn dan 2.500 m² met als bestemming bebouwing en bewoning, in aanmerking voor conversie. Volgens artikel 3 lid c BODE, worden de conversiegebieden bij ministeriële (Grondbeleid en Bosbeheer) beschikking vastgesteld.

Volgens artikel 4 BODE, geschiedt de vaststelling van de koopprijs c.q. waardevaststelling van de grond door de minister van GBB na daartoe verkregen goedkeuring van de Raad van Ministers.

Artikel 5 BODE, bepaalt dat de koopprijs per vierkante meter jaarlijks zal worden vastgesteld door een commissie van deskundigen bij beschikking van de minister, na verkregen goedkeuring van de Raad van Ministers.

Grondslag conversie

De grondslag voor de conversie ligt in de wetgeving (in formele zin) die in 2003 door De Nationale Assemblee (DNA) is aangenomen. Dit betekent dat de medewerking c.q. goedkeuring van DNA voor de conversie niet meer nodig is. De benodigde staatsbesluiten zijn immers het werk van de president en de Raad van Ministers (gehoord de Staatsraad voor advies).

Anders dan door sommige rechtsgeleerden wordt beweerd, zijn wij van mening dat er geen fouten gemaakt zijn in de laatstbedoelde wetgeving.

Artikel 10 lid 4 Decreet Beginselen Grondbeleid (DBG), luidt als volgt:

Indien de Staat de grond terzake waarvan het recht van grondhuur c.q. erfpacht is uitgegeven, in eigendom overdraagt aan de grondhuurder c.q. erfpachter, vervalt dat recht van grondhuur c.q. erfpacht van rechtswege door de overschrijving van de transportakte in de daartoe bestemde openbare registers.

Bovenstaand artikel geeft op duidelijke wijze aan, hoe de conversie moet geschieden. Het resultaat moet zijn dat de grondhuurder c.q. erfpachter volledige eigendom verkrijgt, namelijk middels het in eigendom overdragen van de rechten die de staat heeft. En welk recht heeft de staat? Het antwoord hierop luidt: de blote eigendom.

Door de critici wordt gesteld dat het artikel abusievelijk zou aangeven, dat de staat de volledige eigendom overdraagt. Dit klopt niet. Als dit het geval geweest zou zijn, zou in de wet gestaan hebben: de eigendom in plaats van in eigendom.

Met andere woorden; het is duidelijk dat onze wetgever bedoeld heeft dat de blote eigendom wordt overgedragen.

Een andere punt van kritiek is dat wanneer de staat zijn rechten in eigendom overdraagt, het recht van grondhuur c.q. erfpacht van rechtswege vervalt. De critici zijn van mening dat dit laatste juridisch onjuist is, omdat gesproken moet worden van vermenging van rechten (blote eigendom en grondhuur c.q. erfpacht). Dat vermenging plaatsvindt, is rechtens juist, maar het is tevens ook correct dat de vermenging van rechtswege plaatsvindt.

Vermenging is namelijk het gevolg dat het recht verbindt aan het samensmelten van bepaalde rechten. In concreto: wanneer de staat de blote eigendom aan de grondhuurder c.q. erfpachter overdraagt, vindt er van rechtswege een versmelting van de rechten plaats met de technische term: vermenging.

Terugkerende naar de tekst van artikel 10 lid 4 DBG. Deze stelt dat door de overdracht in eigendom aan de grondhuurder c.q. erfpachter deze laatstgenoemde rechten door de overschrijving van de transportakte van rechtswege vervallen. Dit is een andere manier om aan te geven dat er vermenging plaatsvindt.

Toegegeven moet worden dat de formulering van voormeld artikel juridisch geen schoonheidsprijs verdient, maar van een juridische misslag is ons inziens geen sprake.

Het resultaat van deze redenering komt op hetzelfde neer als door mr. Jadnanansing in zijn artikel is beschreven, maar met dien verstande dat de hulp van mr.dr. C.A. Kraan ons hiervoor niet noodzakelijk lijkt.

Immers de vermenging heeft van rechtswege tot gevolg dat de grondhuurder cq erfpachter het onroerend goed in volledige eigendom – zoals bedoeld in artikel 625 Burgerlijk Wetboek – heeft verkregen.

Sieuwkoemar Ramsukul MBA

Kewita Soerjoesing LL.B.

More
articles