Srananman manspasi yu srefi
Bij de herdenking van de jubileumvieringen 150 jaar Hindoestaanse Immigratie , 160 jaar Keti – Koti en 170 jaar Chinese Immigratie, roept WildcoastArt elke Surinamer op zichzelf te emanciperen van alle etnische en culturele hebi’s waar onze bevolking vanaf de zeventiende eeuw onder gebukt gaat. Manspasi in Christelijke zin : Heb uw Naaste lief gelijk Uzelf.
Omdat ons land “na wan kodo pisi u di mundu”( een plek op aarde) is die we gezamenlijk moeten behouden en dus goed voor moeten gaan zorgen (boo tjubi en bunu)! Het calvinisme – de meest Nederlandse vorm van het protestantisme – legde immers in de zeventiende eeuw de basis voor het ontstaan van een samenleving die – evenals onze huidige – een poel was van politiek – bestuurlijke, sociaal – economische, religieuze en cultuur – etnische tegenstellingen. In die dagen leefden de Nederlandse calvinisten – toen de hoofdrolspelers – in het besef dat ze de goddelijke opdracht hadden wereldwijd handel te drijven en tegelijkertijd Zijn woord te verkondigen. En dat ze in ons land een theocratie moesten vestigen naar het model van hun geloof. Daarom verboden zij de Afrikanen middels wetgeving hun ‘afgodische’ Winti – eredienst te belijden. Mede omdat daarbij muziek werd gemaakt die Europeanen vanwege de spirituele kracht die ervan uitging, terecht ervoeren als een oproep tot revolte tegen het slavernijsysteem. De verhouding tussen de calvinisten en de Afrikanen werd immers beheerst door de angst dat deze wegens hun groeiende aantal, elk moment in opstand konden komen. Daarom waren ze steeds op hun hoede en gereed om zich te verdedigen of klaar om de Afrikaan aan te vallen en te doden. Door hun materialistische instelling ontstaat er echter geen godsstaat, maar een ‘samenleving en staat’, waarin gaandeweg een cultuur van barbaarsheid gaat heersen. Dit blijkt hieruit dat in de achttiende eeuw meer en meer strengere plakkaten (wetten) en barre justitie respectievelijk geldend recht een dagelijkse praktijk werden.
De Afrikaan was een zaak, een object dat om eigen lijfsbehoud straffeloos vernietigd mocht worden. Deze barbaarsheid uit zich op 1 januari 1737, wanneer het schip Leusden met 700 Afrikanen aan boord die als slaaf verkocht zouden worden, schipbreuk lijdt op de Tijgerbank in de monding van de Marowijnerivier. Op last van de kapitein sluit de bemanning de Afrikanen op in het ruim en verlaten ze het zinkende schip. Alle Afrikanen sterven de verdrinkingsdood. Kort hierna vermoorden de Afrikanen in 1750 de directeur van de plantage Bethlehem te Commewijne, hetgeen zich op andere plantages herhaalt. De Afrikanen vluchten het oerwoud in. Door de Europeanen Marrons genoemd, vallen ze op georganiseerde wijze de plantages aan, steken die in brand en zaaien dood en verderf onder de Europeanen. Aanleiding voor het koloniaal leger de zoveelste keer de Marrons de oorlog te verklaren. De kolonie verkeert dus in een permanente staat van oorlog waarin – over en weer – vele standrechtelijke executies en andere wreedheden plaatsvinden die zorgen voor emotionele schade en trauma’s bij Europeanen en Afrikanen, een vruchtbare bron voor het aanwakkeren van donkere gedachten en gevoelens die via reproductie van generatie op generatie zijn doorgegeven. Waar tijdens de immigratieperiode de contractarbeiders die dagelijks ook onderworpen zijn aan onmenselijke behandeling, economische uitbuiting en culturele onderdrukking, ook niet aan zijn ontkomen.
In 1879, 1884 en 1891 komen ze op verschillende plantages in opstand. Bekend is de opstand te Mariënburg in 1902, waarbij de immigranten de directeur doodkappen, het koloniaal leger zestien arbeiders doodschiet, en de lijken in een tot op heden onvindbaar graf gooien! In 1910 vindt vanwege de raciale fricties, de slechte economische situatie en de latent aanwezige wrok tegen het koloniale bestuur, een mislukte staatsgreep plaats om een Republiek uit te roepen. Hierna was er echter van opstanden geen sprake. Dan breekt de economische wereldcrisis (1931-1933) uit met politieke spanningen, sociale onrust, werkloosheid, armoede, honger, ondervoeding en nog veel meer als gevolg. In 1931 breekt een hongeroproer uit. Het koloniale bestuur treft echter geen maatregelen. Wel schendt het mensenrechten door Louis Doedel in de psychiatrische inrichting te doen belanden, waar hij in 1980 overlijdt. In 1933 wordt massale steun verleend aan Anton de Kom, die vergaande politieke, economische en sociale hervormingen nastreeft en daarom uit Suriname wordt verbannen, wat wederom een rijpe voedingsbodem vormt voor het aanwakkeren van de latent aanwezige duistere gedachten en gevoelens jegens het koloniale bestuur. In 1942 wordt de kritische en sociaal bewogen Wim Bos Verschuur – lid van de Koloniale Staten – in een verblijfplaats buiten de stad geïnterneerd. Na 1946 ontstonden vier politieke partijen. Voor achtergestelde stedelijke Afrikanen o.l.v. Kleurlingen, Hindoestanen, Katholieken, Javanen. Vanwege het verdeel- en heersbestuursbeleid en mede door het verschil in ras, cultuur en godsdienst, wantrouwen de partijen elkaar van het begin af aan. Ze bejegenen elkaar dan ook liefdeloos. Een voorbeeld hiervan is de liefdeloze verhouding tijdens de eerste algemene, geheime verkiezingen in 1949 tussen de Hernhutters van de partij der stedelijke Afrikanen en de leden van de Partij der Rooms-Katholieken. Kort hierna ontstaat echter in de partij der stedelijke Afrikanen een op huidskleur gebaseerde liefdeloze verhouding tussen de zwarte leden en de leidinggevende Kleurlingen die een eigen partij oprichten. Met de Partij der Katholieken en Javanen vormt deze partij een politieke belangencombinatie, het Eenheidsfront.
In 1955 belandt deze combinatie ten koste van de partij der stedelijke Afrikanen in het machtscentrum, waarop de stedelijke Afrikanen en Hindoestanen ook een politieke belangencombinatie vormen, de verbroederingspolitiek. Kort hierna blijkt echter dat ze geen ‘ware’ broeders waren geworden. De stedelijke Afrikanen voelen zich immers bedreigd, omdat de Hindoestanen voor het eerst het machtscentrum beheersen. Dat gepaard gaat met straatterreur, vandalisme en brandstichting. Gedurende de aanloop naar Srefidensi, voelen de Hindoestanen zich op hun beurt bedreigd door de stedelijke Afrikanen, bevreesd als ze zijn na de onafhankelijkheid onderdrukt te zullen worden door hun voormalige broeders. Er is dan ook sprake van achterdocht en zelfs haat, met als gevolg openbare geweldpleging en brandstichting. Rassenstrijd blijft echter uit, omdat de groepen zich wijselijk verzoenen. Maar ook dit blijkt niet echt te zijn. Onze multiculturele samenleving gaat immers in een sfeer van liefdeloosheid, achterdocht, na-ijver en stille haat de nadagen van 1979 tegemoet. Komt de overheid te staan tegenover een opstandige groep militairen, waarbij de overheid met fanatisme de eigen overtuiging belijdt, hun zaak bestrijdt, afwijst en belachelijk maakt.
De militairen ontsteken in een heftige ‘atibron’ In februari 1980 plegen ze onder een staatsgreep. De opmaat naar de decembermoorden in 1982, waarbij – evenals gedurende de slavernij – op barbaarse wijze vijftien burgers worden afgeslacht in Fort Zeelandia. Hierna woedt van 1986 tot 1992 de etnisch geladen binnenlandse oorlog tussen het Nationaal Leger en opstandige Marrons, waarbij uit wrok, haat en liefdeloosheid weer mensenrechten worden geschonden, veel soldaten in stukken worden gehakt. Resulterend in de genocide massaslachting te Moi Wana in 1986. Vrouwen, kinderen veel ellende lijden en verdriet moeten doormaken.
Een betreurenswaardige ontwikkeling, een historische parallel van de vele oorlogen die de koloniale overheid tegen de Marrons voerden. Het zorgt voor emotionele schade, trauma’s gepaard aan haat, wrok en liefdeloosheid. Ontwikkelingen die een diepe historische mentale deuk van onze bevolking bloot leggen, die hieruit bestaat dat vanwege het verschil in ras, cultuur, geloof en anderszins, we als groep of burger elkaar negatief tegemoet treden, behandelen, uitsluiten, tegenwerken en wat dies meer zij. Al in de zeventiende eeuw ontstaan. Enerzijds individuen en/of groepen stille wrok, haat en liefdeloosheid jegens elkaar doet koesteren en anderzijds tegenover het staatsbestuur, waarvan Anno 2023 de opstand te Pikin Saron en de kwestie rondom de uitgezette Marronvrouw Asawini getuigen. Tijdens de opening van de Herdenkingsweek Keti – Koti 160 jaar, sprak president Santokhi echter bagatelliserend over spanningen die de afgelopen honderden jaren zijn ontwikkeld en over het ter beschikking stellen van geld ten behoeve van natievorming, terwijl er in feite sprake is van een ernstige nationale hebi die natievorming in de weg staat en waar de politieke partijen geen of nauwelijks aandacht aan schenken, ondanks het feit dat tegen de achtergrond van ons koloniaal verleden, op hen de opdracht rust om samen het eeuwenoude geestelijk/ cultureel probleem ten behoeve van natievorming op te lossen. In dit kader adviseert WildcoastArt de regering Santokhi /Brunswijk een actieve cultuurpolitiek op staatkundig niveau en een interactieve op politiek bestuurlijk (maatschappelijk) niveau te voeren. Het actieve deel betrekt alle staatsorganen op basis van onze wet- en regelgeving c.q. regels die ons staatsbestel beheersen, terwijl het interactieve maatschappelijk deel het gehele volk als verzameling maatschappelijke organisaties betrekt. Dus een cultuurpolitiek voeren die het volk als geheel vanuit een samengaan van culturele organisaties direct invloed geeft op het overheidshandelen inzake cultuur en kunst. Kort gezegd: niet de overheid schrijft voor en legt de bevolking haar cultuurpolitiek op, maar formuleert dit beleid samen met de maatschappelijke groepen en voert dit samen met hen uit om de nationale hebi van ons af te schudden, om zodoende onze naar cultuur, ras en godsdienst gefragmenteerde samenleving te transformeren naar een ideale samenleving, waarin heerst het tweede gebod van Jezus Christus: ‘Heb uw naaste lief gelijk uzelf’!