In het vorige artikel ben ik ingegaan op de instabiele koers van de SRD ten opzichte van de harde valuta, vooral de USD en de Euro. Het instrument van de OMO, zoals dat door de CBvS wordt ingezet werkt maar beperkt en heeft ook nadelen voor de economie. In dit artikel ligt de focus op de aanpak van de problemen. Wat kunnen en moeten de regering en de private sector doen om de neergaande economie, de stijgende prijzen en de toenemende armoede in Suriname te bestrijden?
Van grondstoffen naar productie
In potentie is Suriname een rijk land, wat door veel Surinamers ook met nadruk steeds wordt aangegeven. In werkelijkheid is Suriname het armste land van Zuid Amerika.
Suriname heeft grondstoffen die van belang zijn voor de productie van verschillende producten. Suriname is daarmee niet uniek in de wereld. Veel landen rond de evenaar op onze aarde zijn rijkelijk bedeeld met grondstoffen. Helaas is er niet of nauwelijks een land langs de evenaar te noemen dat werkelijk rijk is geworden van de grondstoffen, met uitzondering van de landen in het Midden Oosten die op tijd olie hebben kunnen exploiteren en exporteren. Maar zelfs in grote oliestaten als Nigeria en Venezuela is de welvaart ver te zoeken en is de rijkdom verdeeld onder een heel klein deel van de bevolking.
Van grondstoffen wordt een land niet rijk. De rijkdom en welvaart komt pas als die grondstoffen economisch productief worden ingezet. Dat wil zeggen dat er producten mee worden geproduceerd. De export van grondstoffen leidt niet tot welvaart en zal de armoede in een land niet kunnen bestrijden. Met de export van grondstoffen wordt aan andere landen de mogelijkheid geboden om daarmee economisch toegevoegde waarde te realiseren. Suriname geeft de mogelijkheid van een eigen toegevoegde waarde met open ogen nu weg aan anderen. Vanuit dit perspectief zou Suriname iets meer egoïstisch mogen zijn met als doel de eigen armoede te bestrijden om er gewoon zelf als samenleving beter van te worden. De concessieopbrengsten van goud, hout, visserij, olie en andere grondstoffen zijn significant lager dan de opbrengst van exportproducten die in Suriname zouden kunnen worden geproduceerd. Nogmaals: de rijkdom zit niet in de grondstoffen, maar in hetgeen er in economische zin mee wordt gedaan.
Suriname heeft concreet behoefte aan industrialisatiepolitiek. Industrialisatiepolitiek is de politiek die erop is gericht economische productie in het eigen land te stimuleren en daarmee economisch toegevoegde waarde in het eigen land te creëren. Industrialisatiepolitiek is de politiek die het West Europa mogelijk maakte om de vernietiging van de Tweede Wereldoorlog te herstellen. Het is deze politiek die ertoe bijdraagt dat grondstoffen in het land blijven om daarmee producten te produceren die naar het buitenland kunnen worden geëxporteerd. Het is de export die Suriname zo bitter hard nodig heeft omdat de export USD en Euro oplevert en de handelsbalans met het buitenland meer in evenwicht brengt. De handelsbalans is het verschil tussen de waarde van producten en diensten die een land uitvoert ten opzichte van de waarde van producten en diensten die een land invoert. In Suriname slaat die balans door naar de invoer. In Suriname staat er staat te weinig export tegenover de import.
Hout
Een belangrijke grondstof in Suriname is hout. Grote hoeveelheden rond hout worden geëxporteerd en gaan vanuit Suriname direct naar China. Chinezen hebben belangrijke houtconcessies en wenden die aan om hout te kappen en het daarna naar China te vervoeren.
Industrialisatiepolitiek is er in dit verband op gericht om een eigen houtindustrie in Suriname op te zetten. De productie van houten producten moet in het land zelf ter hand worden genomen. De producten kunnen vervolgens worden geëxporteerd waardoor USD en Euro naar Suriname toevloeien. Welke producten dan? In de eerste plaats meubels, keukens, speelgoed. Maar denk ook aan houten panelen die als prefab onderdelen van huizen kunnen worden geëxporteerd naar gebieden waar huizen in de hete zomers afbranden (Californië, Australië en Zuid Europa). Er is wel politieke wil en moed voor nodig om de export van rond hout naar het buitenland aan banden te leggen ten voordele voor de eigen productie. Er zal strijd ontstaan met de huidige concessiehouders. Maar, die werken voor eigen gewin, terwijl de staat (als die doet wat de staat moet doen) voor het landsbelang werkt. Die houtconcessies leveren natuurlijk wel geld op, maar staat niet in verhouding tot de opbrengsten van eigen productie en export van houten producten.
Groente, fruit of vis
Naast een houtindustrie zijn er andere mogelijkheden. Zo kan worden gedacht aan het opzetten van een voedselindustrie waar producten als groente, fruit of vis tot producten kunnen worden veredeld om vervolgens te worden geëxporteerd. Zo kan worden gedacht aan de productie en export van Surinaamse honing, die doorgaans van goede kwaliteit is. Het kernpunt in dit beleid is dat het proces van veredeling van de groente, fruit en vis waarde toevoegt. Het eindproduct wordt meer waard en leidt daarmee tot een hogere opbrengst.
Water
Een derde alternatief is water. Suriname bevindt zich op het grootste waterplateau van de wereld, het amazoneplateau. Er zijn talloze gebieden in de wereld met een tekort aan drinkwater en in Suriname vloeien miljarden kubieke meters water dagelijks de Atlantische Oceaan in. Zo’n 20 jaar geleden is er al onderzoek gedaan naar de kwaliteit van het water en de mogelijkheid om water de exporteren naar de eilanden in het Caribische gebied die allemaal afhankelijk zijn van ontziltingsinstallaties om drinkwater te produceren uit zeewater. Naast hoge energiekosten leidt dit proces van ontzilten tot veel uitstoot van CO2 (stikstof). Er is een economisch winmodel voor de export van drinkwater. De inkoop van drinkwater uit Suriname leidt voor de eilanden tot een afname van de noodzaak om zeewater te ontzilten en daarmee tot een afname van de CO2 kosten die onlosmakelijk aan het ontziltingsproces zijn verbonden. Die CO2 kostenbesparing is een aftrekpost in de kostprijs voor water op de eilanden, waarmee het Surinaamse water economisch aantrekkelijk kan worden geprijsd.
Bauxiet
Ten vierde kan Suriname niet om de grondstof bauxiet heen. Er zijn schattingen dat er in het westen van Suriname zo’n 700 miljoen ton bauxiet in de grond zit. Opnieuw moet Suriname hier oppassen omdat het Chinese aluminiumbedrijf Chinalco al interesse heeft getoond. Opnieuw zou Suriname een concessie kunnen geven aan de chinezen, maar het alternatief is om een eigen industrie op te zetten, al dan niet in samenwerking met buitenlandse partijen. Het gaat erom de toegevoegde waarde van de productie van aluminium niet weg te geven aan andere landen, maar om het in eigen land te produceren en het aluminium tegen een betere prijs dan de concessieprijs te verkopen.
Actief fiscaal beleid
Industrialisatiepolitiek vraagt om politieke wil. Het vraagt om durf en lef en het vraagt om investeringen van ondernemers. Veel kennis, kunde, ondernemerschap en vooral jonge mensen hebben Suriname inmiddels verlaten wat tot een ‘brain drain’ heeft geleid. In een recent krantenartikel viel te lezen dat Surinaamse kinderen worden voorbereid voor een stap naar het buitenland om daarna niet meer terug te komen. De ‘brain drain’ begint dus al op jonge leeftijd.
De politiek doet er goed aan om buitenlandse ondernemers naar Suriname uit te nodigen en om de grote investeringen aantrekkelijk te maken door middel van een actief fiscaal beleid. Ondernemers kan een vrijstelling van vennootschapsbelasting van enkele jaren in het vooruitzicht worden gesteld, een zogenaamde ‘tax holiday’. Winsten blijven daardoor enkele jaren onbelast, waardoor de investeringen aantrekkelijk worden. Toch komen andere belastingopbrengsten wel ten goede van de staat. In de eerste plaats loonbelasting en in de tweede plaats BTW. De belangrijkste ‘opbrengst’ voor de staat vloeit echter voort uit de export die USD en Euro oplevert en daarmee de handelsbalans meer in evenwicht brengt. Dit zal een dempend en meer duurzaam effect hebben op de koersstijgingen van de USD en de Euro.
Overigens zou een actief fiscaal beleid niet beperkt moeten blijven voor buitenlandse investeerders. In het kader van industrialisatiepolitiek zouden investeringspremies of andere fiscale impulsen ook beschikbaar moeten zijn voor lokale ondernemers die investeren in nieuwe en op export gerichte activiteiten.
Overheidsuitgaven
Economen stellen dat de overheidsuitgaven drastisch omlaag moeten. Dit wordt ook erkend door de regering en is door de President in DNA in het vooruitzicht gesteld. De vraag is opnieuw hoe de regering dit denkt te realiseren.
In Suriname is zo’n 10% van de bevolking in dienst van de overheid, wat geen duurzame en economisch houdbare situatie is. Maar om zomaar een groot deel van de ambtenaren te ontslaan lijkt vanuit een sociaal oogpunt geen haalbare zaak. Industrialisatiepolitiek biedt daarvoor de uitkomst. Nieuwe ondernemingen hebben behoefte aan arbeidskrachten. Dit is het alternatief dat aan een grote groep ambtenaren kan worden geboden. Bovendien is het niet onredelijk om te veronderstellen dat het loonniveau in ondernemingen hoger is dan dat bij de overheid. Dit leidt ertoe dat het netto besteedbaar inkomen van de bevolking gaat stijgen en dat dit daarmee onmiddellijk bijdraagt aan armoedebestrijding.
Het doemscenario is dat de regering uiteindelijk niet doorpakt, geen drastische economische maatregelen neemt en de huidige malaise op zijn beloop laat. Er zit dan uiteindelijk niets anders op dan opnieuw geld te lenen, als er nog geldschieters zijn te vinden. De eigen economische productie is namelijk niet in staat om voldoende middelen te generen voor de financiering van de overheidsuitgaven. Als die geldschieters er niet meer zijn, dan is het ‘worst case scenario’ en ook het ‘last resort’ de monetaire financiering dat onherroepelijk leidt tot hyperinflatie en de financiële ondergang van de staat Suriname.
De overheid van Suriname, of die nu oranje, paars, groen, geel of een andere kleur is, heeft geen keus. Er is behoefte aan een eensgezinde politieke aanpak die kan rekenen op een breed draagvlak onder de bevolking. De tijd van vingerwijzen, elkaar beschuldigen en tegenstrijdigheden ten tonele voeren is voorbij. Suriname moet een zware strijd aangaan met zichzelf waarbij het belang van het volk de hoogste prioriteit moet hebben. In economische zin betekent dit produceren, een industrie opzetten en exporteren.
Prof. Dr. Peter Diekman RA
Hoogleraar Anton de Kom Universiteit van Suriname
26 april 2023