Het voorstel van de Studiegroep Aanpassing Kiesregeling, belichaamt drie basiskenmerken, twee hoofdkenmerken en twee bijkomende kenmerken. Het eerste kenmerk is ordening van constitutioneel rechtelijke beweegredenen die voor het ontwikkelen van een kiesstelsel in een democratisch rechtsbestel belangrijk zijn. “Van deze beweegredenen staat het kiesrecht vanwege zijn cruciale betekenis voor de democratie centraal; daaraan is gelijkheid gekoppeld als norm en grondslag voor het recht op een gelijke stem en ten slotte rechtvaardigt gelijkheid de aanspraak van achtergestelden op ‘positieve acties’. Deze principiële stellingname reflecteert het beginsel van gelijkheid, zoals dat in het ‘one-person-one-vote’ beginsel gestalte dient te krijgen, en draagt bij aan de normatieve rechtvaardiging (legitimiteit) van het voorstel”, aldus de stuurgroep.
Een tweede kenmerk is om het ‘one-person-one- vote’ beginsel tot gelding te brengen, en het introduceren van de kiesdeler als kiesdrempel voor de verkiezing van alle zetels. “De kiesdeler wordt bepaald op basis van het totaal aantal uitgebrachte stemmen en 51 zetels. Het voorstel van een kiesdrempel die gelijk is aan de kiesdeler, bevordert een gelijk stemgewicht en is dus in lijn met de beoogde gelding van een systeem dat het ‘one-person-one- vote’ beginsel tot gelding brengt. In Variant A is een derde basiskenmerk dat met dit doel wordt voorgesteld, dat alle zetels worden toegewezen op basis van evenredige vertegenwoordiging met voorkeurstemmen in de volgorde waarin meer stemmen zijn verkregen dan het lijstquotiënt en als terugval, in de lijstvolgorde. Ook in Variant B is een derde basiskenmerk dat met dit doel wordt voorgesteld, dat zetels op districten niveau worden toegewezen op basis van meerderheid en landelijke zetels op basis van evenredige vertegenwoordiging met voorkeurstemmen in de volgorde waarin meer stemmen zijn verkregen dan het lijst-quotiënt en als terugval, in de lijstvolgorde.”
Hoofdkenmerken
Het eerste hoofdkenmerk is de introductie naast landelijke zetels, van ‘vaste voet’ zetels op districten niveau. Hiermee wordt volgens het rapport, een gegarandeerde spreiding van bestuur en effectieve behartiging van specifieke belangen van districten binnen het krachtenveld van de politieke democratie beoogd. “Het verdient aanbeveling dit instituut grondwettelijk te verankeren in artikel 61 lid 2 van de Grondwet (GW). In het verlengde daarvan kan artikel 89 GW gewijzigd worden om daarin de speciale verantwoordelijkheid die aan ‘vaste voet’ zetels verbonden is wettelijk vast te leggen. In Variant A bestaat de ‘vaste voet’ voor elk district uit 2 zetels. Dit minimum is vereist voor de algehele toepassing van het evenredigheidsbeginsel binnen het stelsel van evenredige vertegenwoordiging bij het grootste gemiddelde. In Variant B bestaat de ‘vaste voet’ voor elk district uit 1 zetel”, aldus de struurgroep.
‘One-person-one-vote’
Om tegemoet te komen aan het beginsel van ‘one-person-one-vote’, zullen politieke organisaties volgens de studiegroep om voor ‘vaste voet’ zetels in aanmerking te komen, tenminste de landelijke kiesdeler moeten hebben behaald. “Daarmee wordt gewaarborgd dat politieke organisaties tenminste een minimaal maatschappelijk draagvlak hebben om een ‘vaste voet’ of ‘landelijke zetel’ te verwerven. Het woonplaatsbeginsel blijft van kracht voor elke kandidaat afgevaardigde op districten niveau in het kader van de ‘vaste voet’. Daarmee wordt de nabijheid van deze afgevaardigden tot de districten en hun bewoners en de specifieke behartiging van hun belangen, bevorderd.” Aan bewoners van achtergestelde districten kunnen in het kader van de ‘vaste voet’ constructie, volgens de stuurgroep, passende positieve acties worden toegekend.
‘Positieve acties’
“Positieve acties in de electorale sfeer liggen in de ‘vaste voet’ constructie besloten en vereisen dus geen nadere wettelijke regeling. Andere positieve acties kunnen het wegwerken van achterstanden die verband houden met de wettelijke erkenning en operationalisering van de speciale status van inheemse en tribale volken, beogen. Zij worden gerechtvaardigd door de noodzaak om inheemse en tribale volken in staat te stellen om door zelfbeschikking hun internationaal erkende commune en tribale rechten te effectueren. Bovendien kunnen binnen dit bestel aan bewoners van achtergebleven districten aanspraken worden verleend om economische en sociale marginalisatie te compenseren en ontwikkelingsachterstanden in te lopen.”
Positieve acties in het kader van de ‘vaste voet’ zullen volgens de studiegroep, geen invloed hebben op het onderling gewicht van stemmen in het kader van ‘de vaste voet’, omdat elke stemgerechtigde een gelijke stem heeft en het uiteindelijke gewicht van elke stem in dezelfde relatie staat tot het aantal in alle districten gezamenlijk aantal uitgebrachte stemmen gedeeld door de kiesdeler. “Het tweede hoofdkenmerk van het voorstel is de verkiezing op landelijk niveau. Dit element heeft een aantal centrale functies en vormt als zodanig de spil van het Voorstel. De eerste functie is dat zij de verzameling is van alle aan de politieke organisaties uitgebrachte stemmen. Aan de hand daarvan kan het veelvoud van de kiesdeler die de politieke organisaties hebben behaald, worden vastgesteld”, aldus de stuurgroep.
“De tweede functie is de facilitering van de allocatie van het aantal landelijk verworven zetels boven het aantal ‘vaste voet’ zetels tot het geïndiceerde veelvoud zodat negatieve effecten van de vaste voet verkiezing op gelijkheid van stemrecht, binnen de context van de landelijke verkiezing worden gecompenseerd. Daarmee wordt het land als een groot kiesdistrict beschouwd en de landelijke zetelverdeling grondslag en instrument van de gelding van het ‘one-man-one-vote’ beginsel.”
Bijkomende kenmerken
“Het voorstel heeft als bijkomend kenmerk de toewijzing van restzetels op basis van evenredigheid bij grootste gemiddelde. De toedeling van restzetels is georiënteerd op kleine partijen. Daarom zullen alle politieke organisaties, ook die de kiesdrempel niet hebben gehaald, een restzetel toegewezen kunnen krijgen. Als een organisatie 1 zetel in de vorm van een restzetel toegewezen krijgt, gaat die zetel naar de kandidaat met de meeste stemmen op de lijst van die organisatie. Het voorstel voorziet tenslotte als bijkomend kenmerk in kandidaatstelling door politieke organisaties door middel van bij het Hoofdstembureau van een district in te dienen kandidatenlijsten. In Variant A dienen tenminste 1 en ten hoogste 2 kandidaten met woonplaats in dat district op de lijsten voor te komen (‘vaste voet kandidaten’) en hoogstens 31 overige (‘landelijke kandidaten’). In Variant B dient ten hoogste 1 kandidaat met woonplaats in dat district op de lijsten voor te komen (‘vaste voet kandidaten’) en hoogstens 41 overige (‘landelijke kandidaten’).”