Het ministerie van Openbare Werken (OW), is onlangs aangevangen met een pilotproject, waarbij het heeft aangegeven, buurten leefbaarder te willen maken. Het project houdt in dat verwaarloosde percelen en gebouwen aangepakt zullen worden. OW heeft inmiddels een lijst doen uitgaan, waarbij eigenaren van verwaarloosde gronden, worden opgeroepen deze op te schonen. Het opschonen van terreinen moet binnen drie maanden geschieden, gebeurt dat niet, dan zal OW het proces inzetten het vastgoed in te trekken. Nadat deze ingetrokken zijn, zullen deze terugkomen in de boezem van de staat. Het project zelf lijkt terecht, vooral als gelet wordt op het aantal verlaten percelen landelijk. Maar het ministerie zou de zaak anders moeten benaderen. We weten allemaal hoe zwaar mensen het tegenwoordig hebben in dit land. Ook de bewindsman op OW weet dat de nodige machines om percelen te onderhouden, geen 1 cent kosten. In sommige gevallen waarbij het duidelijk is dat eigenaren verzuimen hun percelen te onderhouden, kan worden gesommeerd. Echter gaat de bewindsman volgens velen te ver door aan te geven, dat percelen ingetrokken zullen worden. Wat is de drijfveer hiertoe? De vraag die ook rijst, is of de bewindsman over een wettelijke grondslag beschikt om zaken confisqueren. Bij vastgoed in eigendom lijkt het ons niet eenvoudig. Bij grondhuur ligt de zaak wel anders. Het hoeft niet per se zo te zijn, maar iedereen weet wat er naderhand kan gebeuren. Vrienden en familie zullen dan proberen deze percelen achteraf aan te vragen, want die verkeren inmiddels toch in de boezem van de staat. Hoeveel domeingrond is op deze manier niet naar derden gegaan? Wat zal er gebeuren met de percelen, nadat deze ingetrokken zijn? De bewindsman heeft hierover heel weinig gezegd. Indien hij praat over aanpakken, kan er niet razendsnel overgegaan worden tot het intrekken van de percelen. Het gaat hier om een langdurig proces.