De afgelopen maanden is er in Suriname veel rumoer geweest rond de Hakrinbank. De laatste Algemene Vergadering van Aandeelhouders, mag op zijn minst worden gezien als een in het oog springende vergadering, waar de rol van de president-commissaris en enkele grootaandeelhouders de aandacht heeft getrokken. Het gebeurt niet regelmatig dat een verschil van inzicht in het te voeren beleid op het niveau van de Raad van Commissarissen, zo in de openbaarheid komt en leidt tot het terugtreden van enkele commissarissen, te weten de heren Gerry Liauw Kie Fa, Steven Debipersad na een eerder terugtreden van mevrouw Ingrid van de Gugten en de terugtreding van een nieuw te benoemen directeur.
De bank werd al maanden geplaagd door een geruchtenstroom rond het mogelijk grensoverschrijdend gedrag van de algemeen directeur. Wat daar van waar, is blijft vooralsnog ongewis, maar de wijze waarop de klachten van enkele vrouwen zijn afgedaan, mede door geen onderzoek te doen naar de naleving van de interne gedragscode, draagt zeker niet bij aan het serieus nemen van vrouwelijke medewerkers, hun gevoel van een veilige werkplek en het vertrouwen van de samenleving in het management van de bank.
Het nieuwe Burgerlijk Wetboek
Voordat wordt ingegaan op de wettelijke verantwoordelijkheid van het bestuur en de Raad van Commissarissen, is het belangrijk om op te merken dat eindelijk, na vele jaren, het nieuwe Burgerlijk Wetboek (nieuw BW) in Suriname in behandeling is genomen door De Nationale Assemblee (DNA). Verwacht mag worden dat DNA op niet al te lange termijn het nieuw BW zal goedkeuren en dat deze belangrijke ontwerpwet met de handtekening van de President van de Republiek, tot wet wordt verheven. Suriname neemt dan afscheid van het oude BW, dat gebaseerd op het oude Nederlandse BW dat al sinds 1859, dus ruim 160 jaar, van kracht is. Het is dus een goede zaak om over te gaan op een modern nieuw wetboek. In het nieuw BW wordt de functie en taak van het bestuur en de Raad van Commissarissen behandeld in het Boek 2, met als titel Rechtspersonen. Het BW is een van de belangrijkste wetten die regels geeft ten aanzien van het private verkeer. Dat wil zeggen dat regels worden gegeven over hoe wij als natuurlijke personen en rechtspersonen onderling met elkaar omgaan. Uitganspunt daarbij is dat het de wetgever een grote vrijheid biedt als het gaat over hoe wij met elkaar omgaan. We mogen dus heel veel zelf regelen en afspreken, maar er zijn enkele randvoorwaarden te weten: al hetgeen wij afspreken, moet voldoen aan de toets van redelijkheid en billijkheid en wij mogen geen afspraken met elkaar maken die tegen dwingende bepalingen van de wet ingaan. Zoals gesteld, kan er heel veel worden geregeld. De plaats waar dat gebeurt in een rechtspersoon, is de statuten. Allerlei bijzondere afspraken worden daarin vastgelegd en zijn bindend, zodra de statuten notarieel zijn gepasseerd en er geen bepalingen zijn die indruisen tegen de redelijkheid en billijkheid en tegen de dwingende bepalingen in de wet.
In het ondernemingsrecht worden drie organen van de rechtspersoon onderscheiden, te weten:
– De directie/bestuur
– De raad van commissarissen
– De algemene vergadering van aandeelhouders
Deze organen hebben taken en bevoegdheden waarop hieronder nader wordt ingegaan.
De bestuurstaak
De kerntaak van de directie/bestuur is dat deze de rechtspersoon bestuurt. De directie/bestuur van de rechtspersoon stelt de strategie op en bespreekt deze met de raad van commissarissen. Voor de uitvoering van de strategie is de directie/bestuur verantwoordelijk. Het is de directie/ bestuur die namens de rechtspersoon naar buiten treedt. Dit is geen taak van commissarissen of aandeelhouders. De wet is in dit opzicht heel duidelijk: de rechtspersoon wordt door de directie/bestuur vertegenwoordigd.
De directie/bestuur dient op grond van de wet in de uitoefening van de taak te handelen in het belang van de rechtspersoon en de daarin verbonden onderneming. Ook deze bepaling is van groot belang. Het betekent immers dat al hetgeen de directie/bestuur doet in het belang van de rechtspersoon moet worden gedaan. Het behartigen van eigen belang is geen taak van de directie/bestuur.
Hier wordt een bekend en belangrijk corporate governance probleem geraakt, namelijk de afweging van het ondernemingsbelang tegenover het eigen belang van de directie/bestuur. Het eigen belang van de directie/bestuur is per definitie meer op de korte termijn gericht dan op het belang van vermogensverschaffers (aandeelhouders en vreemd vermogensverschaffers). Het eigen belang is behoud van de functie en de status van bestuurder, behoud van salaris en bijkomende emolumenten en het belang om blijvend te worden erkend in bepaalde sociale kringen. Het belang van de vermogensverschaffers is gericht op de lange termijn. De bron van inkomen, ofwel het vermogen, moet op lange termijn worden gegarandeerd en datzelfde geldt voor het inkomen dat uit die bron voortvloeit (dividend en rente). In de bedrijfseconomische theorie wordt deze tegenstelling in belangen uitgewerkt in de Agency Theory.
De taak van de Raad van Commissarissen
De taak van de Raad van Commissarissen is in ieder geval het houden van toezicht op het bestuur van de rechtspersoon. Deze omschrijving opent de mogelijkheid om de taak van de Raad van Commissarissen uit te breiden. De meest voor de hand liggende uitbreiding is dat de Raad van Commissarissen het bestuur adviseert. De rechtspersoon kan in de statuten de taak van de raad nog verder aanvullen.
Belangrijk is dat de Raad van Commissarissen evenals de directie/bestuur dient te handelen in het belang van de rechtspersoon en de daarin verbonden onderneming. Dit betekent concreet dat de belangen van de rechtspersoon voorop staan. Commissarissen worden benoemd door aandeelhouders tijdens de Algemene Vergadering van Aandeelhouders. Er kan hierdoor gemakkelijk een gevoel ontstaan dat de commissaris de belangen van de aandeelhouder(s) moet behartigen door wie hij/zij is benoemd. Dit is een juridische misvatting. Commissarissen hebben zitting in de raad zonder last of ruggenspraak en dienen zich te richten op de belangen van de rechtspersoon en de daarin verbonden onderneming. Het kan voorkomen dat de belangen van de rechtspersoon niet parallel lopen met die van de aandeelhouders. In dat geval hebben de belangen van de rechtspersoon prioriteit.
De wet kent de raad een toezichthoudende taak toe. Dat wil niet zeggen dat de raad vleugellam is. In de situatie dat sprake is van een meningsverschil tussen directie/bestuur en de raad, kan de raad twee dingen doen. In de eerste plaats kan de raad uiteindelijk meegaan met de visie van de directie/bestuur. Het beleid wordt dan conform het voorstel van de directie/bestuur uitgevoerd. Het alternatief is dat de raad het oneens is met de directie/bestuur. De enige optie die dan overblijft, is schorsing van de directie/bestuur en een nieuwe directie/bestuur benoemen. In geen geval mag de raad zelf de uitvoering van het beleid ter hand nemen, omdat dit zich niet verdraagt met de toezichthoudende taak. Een commissaris kan wel tijdelijk terugtreden uit de raad en als gedelegeerd bestuurder de bestuursfunctie waarnemen. Het simultaan vervullen van beide functies is onverenigbaar.
De aandeelhouders
De bevoegdheden en macht van aandeelhouders is op grond van de wet beperkt. Er is evenwel een mogelijkheid om de bevoegdheid van de aandeelhouders nader in te vullen in een zogenaamde aandeelhoudersovereenkomst. De positie van aandeelhouders in een zogenaamde ‘aandeelhouder-bestuurde vennootschap’ of ABV, wordt hier buiten beschouwing gelaten.
De aandeelhouders staan op afstand van de onderneming. Voor veel Surinaamse ondernemingen, zeker voor parastatale ondernemingen, is dit niet zo vanzelfsprekend. Zeker waar de Staat Suriname de enig aandeelhouder is, bestaat de gedachte dat de staat bepaalt wat er gebeurt. Dit geldt ook onverkort wanneer er sprake is van een (kleine) groep grootaandeelhouders. In feite hebben aandeelhouders geen bestuursmacht en is de wettelijke plicht om aandeelhouders bij belangrijke beslissingen te consulteren of om toestemming te vragen, ook heel beperkt.
Ook vanuit een economisch perspectief is het volkomen logisch dat aandeelhouders geen bestuursmacht hebben. Het is helemaal niet een gegeven dat aandeelhouders kundig zijn ter zake van de business van de onderneming. Aandeelhouders zijn alleen verschaffers van eigen en risicodragend vermogen. De gedachte dat de aandeelhouder ‘eigenaar’ is van de onderneming is ouderwets en achterhaald. In de eerste plaats levert de aandeelhouder in verreweg de meeste gevallen een heel beperkt deel van de benodigde financiering van de onderneming. In bedrijfseconomische termen: de solvabiliteit is doorgaans ver beneden de 50%, dus het grootste deel van het vermogen wordt verstrekt door banken en vreemd vermogensverschaffers. Dit is ook de economische rechtvaardiging om uit te gaan van een stakeholdersbenadering bij ondernemingen in plaats van een shareholdersbenadering. Er zijn meerdere belanghebbenden bij een onderneming waaronder de werknemers, crediteuren, leveranciers, afnemers en zeker niet in de laatste plaats ook de bevolking of de maatschappij in het algemeen. De directie/bestuur en de raad van commissarissen dienen de belangen van al die geledingen in het vizier te houden. De wet schrijft specifiek voor dat commissarissen erop moeten toezien dat de belangen van minderheidsaandeelhouders en werknemers niet onnodig of onevenredig worden geschaad. Dat is een verwijzing naar de stakeholdersbenadering ofwel de erkenning dat het niet alleen gaat om de belangen van de aandeelhouders.
Dit alles wil niet zeggen dat de aandeelhouder helemaal geen macht heeft. Uiteindelijk wordt in de Algemene Vergadering van Aandeelhouders décharge verleend aan de commissarissen en de directie/bestuur van de rechtspersoon. De aandeelhouders kunnen in het uiterste geval ervoor kiezen geen décharge te verlenen, hetgeen leidt tot afreden van één of meerdere commissarissen en wellicht ook van directieleden/bestuurders. Aandeelhouders kunnen in elke Algemene Vergadering nieuwe leden in de raad van commissarissen benoemen en leden van de raad vervangen. Maar duidelijk moet zijn dat het een ingrijpen op afstand is en dat er geen sprake is van directe bemoeienis met het uitvoerende bestuur van de rechtspersoon.
Hakrinbank
De corporate governance van rechtspersonen en dus ook van een bank, wordt in het nieuwe BW geregeld op een wijze waarbij sprake is van een delicate scheiding van functies en bevoegdheden. De wet voorziet in een systeem van ‘checks and balances’.
Het nieuwe BW geeft ten aanzien van de directie/bestuur en de commissarissen, een zeer belangrijke wettelijke verantwoordelijkheid, namelijk dat altijd in het belang van de rechtspersoon en de daarin verbonden onderneming moet worden gehandeld.
De berichtgeving rond de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van de Hakrinbank, kan leiden tot zorg. Een kleine groep aandeelhouders, vooral ondernemers en de staat, heeft vijf van de zeven commissarissen benoemd. De verbondenheid tussen de raad en de grootaandeelhouders lijkt stevig te zijn. De toekomst zal moeten uitwijzen in hoeverre de commissarissen inderdaad zonder last of ruggenspraak zitting hebben in de raad. Suriname staat aan de vooravond van zeer grote investeringen die de exploitatie van de gevonden olie in de Atlantische Oceaan mogelijk moet maken. Deze grote investeringen gaan gepaard met significante economische en financiële risico’s die moeten worden vertaald in de prijs voor de kredietverlening. Hier doet zich een mogelijk tegengesteld belang voor tussen de grootaandeelhouders, de ondernemers, aan de ene kant en de bank aan de andere kant. Het is aan de directie/bestuur onder toezicht van de commissarissen om tot een reële prijs voor de kredietverlening te komen, waarin de risico’s verbonden aan deze investeringen, op juiste wijze zijn verdisconteerd.
Het laten werken van de ‘checks and balances’ zal mogelijk voor de directie/bestuur en de commissarissen nog een moeilijke ‘balancing act’ worden.
Prof. Dr. Peter Diekman RA
Hoogleraar Corporate Governance
Anton de Kom Universiteit van Suriname