Noodwet misbruikt om nieuwe lening te nemen bij Centrale Bank

In de op 9 april 2020 door De Nationale Assemblee aangenomen Wet Uitzonderingstoestand COVID – 19’/S.B. 83-2020, zijn maatregelen opgenomen gericht op de uitvoering van deze Uitzonderingswet. In artikel 8.8 van deze wet is heel specifiek voor de Centrale Bank van Suriname het volgende bepaald: ‘Teneinde te voorkomen dat oude gecumuleerde voorschotten en leningen vanaf 2002 samenvallen met de noodvoorzieningen die in het genoemde artikel zijn getroffen, dienen de Minister van Financiën en de President van de Centrale Bank van Suriname eerder aangegane leningen en gecumuleerde voorschotten vanaf 2002 te consolideren in een langlopende lening conform lid 2 van dit artikel.’ Deze bepaling heeft geresulteerd in de ondertekening van de nieuwe lening aan de Republiek Suriname, zijnde de Geconsolideerde Staatsschuld-IV, welke op 28 april 2020 is ingegaan.

In deze lening is onder meer het saldo per 24 april 2020 van de Geconsolideerde Staatsschuld-III, groot SRD 2.343.064.119 opgenomen.

‘’De Geconsolideerde Staatsschuld-IV bedraagt SRD 8.524.391.330 en heeft een looptijd van 30 jaar met een betalingsvrije periode van één jaar betreffende aflossingen en rente”, aldus de accountant van BDO, Robin Ferrier, in zijn verklaring in de onlangs gepubliceerde jaarverslagen over de jaren 2016, 2017 en 2018.

De Staat heeft voor deze lening de volgende zekerheden verstrekt: onder andere zijn recht op de dividenden van Staatsolie vanaf 28 april 2021, zijn recht op huidige en toekomstige jaarlijkse winsten van de Bank, zulks ten hoogste tot een zodanig bedrag als overeenkomt met de hoofdsom van de lening verhoogd met de gecumuleerde rente over de looptijd van de lening, de royalty-opbrengsten van Grassalco N.V., conform de overeenkomst tussen de Staat Suriname en de Bank d.d. 1 november 2019. Krachtens de missive van de Raad van Ministers d.d. 11 oktober 2019 en het besluit van de regering d.d. 3 december 2019, is deze zekerheid geschat op USD 300.000.000.

“De cessieovereenkomsten zijn per dagtekening van de controleverklaring niet geformaliseerd. De vordering uit hoofde van de Geconsolideerde Staatsschuld-III, bedraagt per 31 december 2018 SRD 2.343.064.119 en vormt 23,2 procent van het balanstotaal van de Bank, namelijk SRD 10.113.287.617. Als gevolg van de hiervoor genoemde omstandigheden, hebben wij niet kunnen vaststellen of er eventuele correcties nodig zouden zijn met betrekking tot de waardering van de verantwoorde vorderingen op de Staat. Hetzelfde geldt voor de desbetreffende posten van de resultatenrekening”, aldus Ferrier.

More
articles