Olifanten in de kamer
President Chan Santokhi wil investeerders naar Suriname halen om werkgelegenheid te creëren. Hij vraagt zich af hoe hij ‘arbeid’ beschikbaar krijgt om al het werk te doen en overweegt de inzet van de diaspora. Hij ziet het overschot aan duizenden ambtenaren over het hoofd, die kunnen worden omgeschoold tot werknemers voor de private sector. Het obese overheidsapparaat is een van de ‘olifanten in de kamer’ die door de overheid worden genegeerd.
De VHP associeert zich graag met de wijsheid van een olifant die moeiteloos hindernissen wegneemt, zoals de hindoegod Ganesha deze personifieert. In het regeringsbeleid lijkt de wijsheid zoek en worden hindernissen juist opgeworpen. Hoewel een olifant grote oren heeft, luistert de regering slecht. De regering heeft evenmin een olifantengeheugen. Zij vergeet haar beloftes snel. Er moet voor gewaakt worden dat de gelijkenis beperkt blijft tot de buik van Ganesha. De regering is grootgebruiker van ‘de olifant in de kamer’ als metafoor voor een evident groot probleem dat wordt genegeerd door de aanwezigen.
De verkiezingsoverwinning van de VHP betekende het einde van de vorige regering. Santokhi zou het beter gaan doen. Dat is niet zo moeilijk wanneer de lat zo laag ligt. Het is na anderhalf jaar wenselijk om de prestaties af te zetten tegen een reële maatstaf. Dan is er wel wat aan te merken op de prestaties en het optreden van de president. Santokhi predikt vertrouwen, goed bestuur, wetshandhaving en transparantie. Het vertrouwen in Suriname is nog niet hersteld, er is nog geen sprake van goed bestuur, de wetshandhaving laat nog te wensen over en transparant is de regering allerminst.
De president vraagt met zoetgevooisde stem om ‘vertrouwen, vertrouwen, vertrouwen’, en ziet over het hoofd wat daarvoor moet gebeuren. Hij reist de wereld over en legt contact met staatshoofden, regeringsleiders en captains of industry, maar dat volstaat niet. Het eigen huis moet op orde worden gebracht. Zolang niet aan basale vereisten wordt voldaan, blijft het land verbannen naar de strafbank van de internationale gemeenschap. De Vereniging van Economisten in Suriname en andere belanghebbenden brengen de regering bij herhaling onder de aandacht welke verbeteringen nodig zijn. Ondanks de grote oren van de olifant, lijkt dit tegen dovemansoren gezegd. De belangrijkste ‘olifanten in de kamer’ beschrijf ik hierna.
Ondernemingen van enige omvang en staatsinstellingen zouden tijdig gecontroleerde jaarverslagen openbaar moeten maken. De financiële verslaglegging in Suriname is rudimentair en nauwelijks ontwikkeld. Enkele ondernemingen strompelen naar internationale verslaggevingsstandaarden, veel organisaties publiceren geen jaarverslag, andere te laat. De Centrale Bank van Suriname, die technisch failliet is en de vorige regering monetair financierde, heeft de verslagen over 2016 tot en met 2020 nog niet gepubliceerd. Toen De West een kritisch artikel schreef over de centrale bank, reageerde deze geagiteerd en verweet het dagblad, shooting the messenger, het herstel van de reputatie te belemmeren. Aan herstel van de reputatie zal ‘De Bank’ toch echt zelf moeten werken.
Santokhi propageert goed bestuur maar maakt er een potje van. Zijn vrouw en dochter en een aantal familieleden van de vicepresident zijn benoemd op hoge posities waarvoor zij nooit in aanmerking hadden mogen komen. Toen hij hierover tijdens het Nederlandse tv-programma College Tour werd bevraagd, beloofde Santokhi onderzoek te zullen doen en deze benoemingen zo nodig terug te draaien. Hij heeft geen geheugen als een olifant, want er is nog geen enkele benoeming teruggedraaid. Santokhi duwt zijn vrouw Mellisa in het kinderzitje van de winkelwagen door de supermarkt. Zij pakt links en rechts lekkers uit de rekken, en Santokhi vindt het goed. Mellisa vergezelt hem bij werkbezoeken en buitenlandse reizen, alsof zij de vicepresident is. Dat leidt tot protocollaire gêne. Tot overmaat van ramp tekende de president in strijd met alle regels een resolutie om het Instituut van de First Lady een eigen ‘zegel’ te geven, getekend rond het wapenschild van de Republiek Suriname. De keizerlijke inauguratie lijkt nabij. De vrouw van de president vervult echter geen politieke functie en hoeft, in welke hoedanigheid dan ook, niet achter hem aan te hobbelen. De vicepresident is begin december onderscheiden door de West African Diaspora Awards in Nigeria voor zijn verdiensten in de afgelopen veertig jaar in Suriname. Hij is volgens de organisatie een rolmodel voor jongeren in West-Afrika. Hij kan, om bekende reden, niet zelf naar Nigeria gaan om de onderscheiding in ontvangst te nemen.
Het straatarme volk ergert zich aan het kostbare uiterlijk vertoon van de regering door het gebruik van veel dure (volg-)auto’s, helikopters en vliegtuigen, en grote gezelschappen die bewindspersonen vergezellen bij een werkbezoek. De regeringstop reist met veel tamtam en bombarie door de districten van Suriname om bij wijze van spreken lintjes door te knippen of brievenbussen te onthullen. De president die zou snijden in het dure diplomatieke netwerk, laat dit waarschijnlijk intact. Bij vertrek voor een buitenlandse reis of terugkeer daarvan, wordt de president op Zanderij met veel heisa uitgeleide gedaan of ontvangen door de vicepresident, andere bewindspersonen, hoogwaardigheidsbekleders, beveiligers, militairen en cameramensen van de Communicatie Dienst Suriname. Het is alsof het Surinaamse voetbalelftal terugkeert met de wereldcup. Het door de Militaire Politie begeleide transport van deze gewichtige mensen heeft voorrang op de route tussen Paramaribo en Zanderij. Andere weggebruikers worden van de weg geduwd om de colonnes met gevaarlijk hoge snelheid te laten passeren. Op sociale media doet Communicatie Dienst Suriname verslag, ook van de ridicule machtsoverdracht tussen de president en de vicepresident omdat de president uitlandig zal zijn. De krant van een adviseur van de president zet na terugkeer van de delegatie uit Dubai in vette letters over de volle breedte van de voorpagina: ‘president santokhi en delegatie terug uit dubai’. Het is velen naar de bol gestegen.
Hans Moison