Door de gebeurtenissen tijdens de toch niet kleine viering van 45 jaar staatkundige onafhankelijkheid, moet het voor ons allen duidelijk worden, dat we echt soeverein zijn en niet moeten wachten op intensieve en grootschalige steun van derde landen en nu zelfs harder moeten gaan werken om uiteindelijk economische weerbaarheid te bereiken. Geen enkele bevriende natie denkt nu nog over, om als gulle gever over te komen door onvoorwaardelijk financieel en wel op grote schaal, steun te verlenen. Wie goed geluisterd heeft en weet te analyseren, is tot de conclusie gekomen, dat ons voormalig moederland wel een verbeterde relatie voorstaat en op bepaalde gebieden technische steun wenst te verlenen op een weg die eventueel richting IMF en Wereldbank loopt, maar voor de rest blijft de vinger op de knip. Goede relaties en een intensievere samenwerking met de Nederlandse Antillen en Nederland in een soort driehoeksverhouding, daar staat de Nederlandse minister Blok voor, maar echte financiële steun om de regering Santokhi uit haar financiële misère te helpen, die kwam naar onze mening niet goed uit de verf, tijdens de mededelingen van Blok. Of er achter de schermen andere afspraken zijn gemaakt, is ons eerlijkheidshalve niet bekend. Ook voor wat betreft de 19.7 miljoen euro die destijds op de luchthaven Schiphol door de douane in beslag werd genomen, omdat het vermoeden bestond dat het om witwasgelden ging, is nog steeds niet duidelijk of dat geld nu wél of niet naar Suriname terugkomt. Er moet nog steeds een gerechtelijke beslissing genomen worden, wat er met dit bedrag dat aan Surinaamse belanghebbenden toebehoort, zal geschieden. De hernieuwde samenwerking met Guyana is allemaal wel leuk om aan te horen, maar meer dan een Memorandum of Understanding voor een nog te bouwen brug en enkele positieve voornemens van beide staatshoofden, konden wij ook niet eruit halen. We willen zogenaamd meer samen gaan doen met de Guyanezen, maar gezien wij onze financiële situatie maar al te goed kennen, nemen we dit alles tot nader order maar met een korreltje zout. De afspraken met de vertegenwoordiger van president Bolsonaro van Brazilië, in de persoon van de minister van Buitenlandse Zaken komen thans veel concreter over en we weten allemaal, wat voor potentie onze grote zuiderbuur heeft. Ook weten we wat voor een enorm productieapparaat zich in dat land herbergt en dat intensievere samenwerking met de regering van Bolsonaro, indien goed voorbereid en uitgewerkt, ons behoorlijk op weg zou kunnen helpen. Meer dan ooit tevoren moet het voor ons duidelijk worden, dat we ons meer moeten gaan richten op het westelijk halfrond en ons niet langer blind staren, op landen die andere doelen voor ogen hebben dan het nationaal belang van onze republiek. We zijn deel van Zuid-Amerika en moeten ons niet langer als vreemde eend in de bijt blijven gedragen. Latijns-Amerika, het Caribisch gebied, de Verenigde Staten en Canada, kunnen nog veel voor ons betekenen en daar moet naar onze mening, naar gestreefd worden. Uit zuiver politieke overwegingen en links populisme ons buitenlands en economisch beleid richten op staten die de mensenrechten voortdurend schenden en er alleen geïnteresseerd in zijn, onze natuurlijke hulpbronnen voor een aalmoes weg te dragen, moet resoluut vanaf gestapt worden. Met het aankomende bezoek van de Braziliaanse president aan ons land, kan de samenwerking met dit land, die altijd heeft bestaan, weer nieuw leven ingeblazen worden. We zitten momenteel in een diep dal en moeten daar zo snel mogelijk uit zien te komen. Brazilië zou daar een behoorlijke bijdrage in kunnen leveren. Ook een hechtere band met het bedrijfsleven in de Verenigde Staten en in het belang van de exportproductie en haar afzet, moet zwaar aangemoedigd worden.