Hans Moison was een jaar lang directielid van De Surinaamsche Bank. Met zijn boek: Een bank in Suriname – Pe a moni de? (april 2017) onthulde hij misstanden in de Surinaamse financiële wereld. De Centrale Bank van Suriname loopt aan de leiband van de minister van Financiën. De kwaliteit van het toezicht op banken is ondermaats. De Surinaamse overheid gebruikte algemene banken voor indirecte monetaire financiering. Valutatrans-acties die hierbij werden afgesloten, leidden tot grote verliezen voor de centrale bank. Wij vroegen Hans Moison naar een reactie op de recente ontwikkelingen rond de zogenoemde kasreserveregeling.
Er is veel te doen over de aanscherping van de kasreserveregeling door de Centrale Bank van Suriname (CBvS). De algemene banken houden de kasreserves in vreemde valuta nu aan bij grote buitenlandse banken met een goede kredietwaardigheid. De CBvS wil dat deze tegoeden worden overgeheveld naar de CBvS. De CBvS en het Nationaal Informatie Instituut doen verwoede pogingen om de Surinaamse gemeenschap te overtuigen van het nut hiervan, maar slagen daar niet in. “Het is ook lastige materie die om de nodige uitleg vraagt. Dan helpt het niet wanneer de monetaire autoriteiten zich hullen in wollig jargon en niet het achterste van hun tong laten zien.”
Kasreserveregeling
“Een kasreserveregeling is een gebruikelijk instrument waarmee monetaire autoriteiten voorkomen dat banken in liquiditeitsproblemen komen of te veel geld in omloop brengen. Van elk bedrag dat klanten bij een bank storten, moet de bank een bepaald percentage renteloos aanhouden bij de centrale bank. Dat is in de meeste landen niet meer dan enkele procenten, oplopende tot 5 of 10 procent in extreme omstandigheden. In de Europese Monetaire Unie is het percentage voor de kasreserveregeling nu 1 procent.
Hoewel de kasreserveregeling als zodanig dus een gebruikelijk monetair instrument is, is de toepassing zoals in Suriname zeer ongebruikelijk. Banken moeten maar liefst 35 procent van de tegoeden in Surinaamse dollars (SRD) bij de CBvS uitzetten. Voor de afwikkeling van betalingstransacties in SRD komt daar nog eens 5 procent bij, in totaal dus 40 procent. Voor vreemde valuta, vooral Amerikaanse dollars en euro’s, is zelfs 50 procent vereist. Bijna de helft van alle spaartegoeden en deposito’s bij Surinaamse algemene banken staat dus op geblokkeerde rekeningen, grotendeels bij de CBvS.”
Wat wil de centrale bank?
De CBvS wil de kasreserveregeling zo aanpassen dat de tegoeden in vreemde valuta die algemene banken bij een buitenlandse bank aanhouden, worden overgeheveld naar de CBvS. De CBvS heeft zich in allerlei bochten gewrongen om uit te leggen waar dat goed voor is, maar geen enkel argument is valide. Zo zou de solvabiliteit van de algemene banken toenemen. Dat is juist, maar het verschil is marginaal. Voor een uitzetting bij een andere algemene bank is een beperkte solvabiliteitsbelasting van toepassing, voor een uitzetting bij een centrale bank is deze nihil.
“U mag van mij aannemen dat ik mijn geld liever uitzet bij een grote Europese of Amerikaanse bank dan bij de CBvS, omdat ik in het laatste geval bevreesd zou zijn dat mijn geld in de bodemloze put van de Surinaamse overheid zou verdwijnen. Voorts creëert de CBvS een rookgordijn door te schermen met niet ter zake doend jargon en clichés (‘beperken geldschepping, monetair beleid, kredietplafonnering, discontopolitiek, valuta-interventie, internationalisering, liberalisering, integratie, innovatie, IFRS …). Tot slot suggereert de CBvS dat de aanpassing van de kasreserveregeling op steun van betrouwbare instanties kan rekenen, door te verwijzen naar het Internationaal Monetair Fonds (IMF), het Center for Latin American Monetary Studies en een adviesteam uit België, maar dat maakt de voorgestelde wijziging niet minder slecht onderbouwd. De CBvS zou hiermee zelfs voldoen aan ‘internationale best practices geldende voor alle centrale banken in de wereld’. Dat is volstrekt onjuist.”
In landen met een goed ontwikkelde economie en een stabiele munt, worden alle transacties in de eigen muntsoort afgehandeld en is geen sprake van extreme kasreservevereisten om de munt tegen ontwaarding te beschermen. De mate van dollarisering van de economie van Suriname is kenmerkend voor landen met een zwakke economie en zwak fiscaal en monetair beleid. De breed gedragen vrees van deskundigen is dat deze wijziging van de kasreserveregeling door de CBvS wordt doorgevoerd om desgewenst de kas van de overheid te spekken.
Is de Centrale Bank failliet?
Moison onthulde in zijn boek dat de Surinaamse overheid als wanbetaler grote problemen veroorzaakte voor de algemene banken in Suriname. Doordat de overheid bedrijven niet op tijd betaalde, konden deze hun kredieten bij de banken niet aflossen. Dat werd tijdelijk opgelost door indirecte monetaire financiering. De CBvS verlaagde de kasreserve voor vreemde valuta en ruilde deze met de banken tegen SRD, die de banken moesten investeren in schatkistpapier van de overheid. Daarmee loste de overheid haar schulden af. “Het was mij toen al duidelijk dat de CBvS grote verliezen leed op valutatransacties en aan de financiële constructie moest meewerken onder druk van de minister van Financiën. De huidige governor van de CBvS heeft in maart van dit jaar toegelicht dat het zou gaan om verliezen van maar liefst 1 miljard SRD in 2015 en 2016. Dat werd aangegrepen om de toenmalige governor eerder dit jaar uit zijn functie te ontheffen. De minister van Financiën heeft voorts eenzijdig het memorandum van overeenstemming met de CBvS over monetaire financiering opgezegd. De overheid heeft daarmee de mogelijkheid gecreëerd om de geldpers weer aan te zetten. Toch blijft de minister hardnekkig de monetaire financiering ontkennen.”
“De CBvS heeft vanaf boekjaar 2014 geen jaarcijfers gepubliceerd die door externe accountants zijn gecontroleerd. Dat versterkt het vermoeden dat de CBvS er financieel zeer slecht voorstaat. Het eigen vermogen van de CBvS was eind 2014 volgens de jaarrekening 109 miljoen SRD. Door de enorme verliezen in de jaren erna, zou de CBvS technisch failliet zijn en op de been worden gehouden door de kasreserves van de algemene banken. Met andere woorden: de banktegoeden van Surinaamse burgers en bedrijven worden gebruikt om te voorkomen dat de CBvS omvalt. Het is een absurde situatie dat een centrale bank, die toezicht moet houden op algemene banken, geen gecontroleerde jaarrekeningen publiceert en dus geen duidelijkheid verschaft over haar eigen financiële positie. Daarmee heeft de CBvS in feite haar mandaat verspeeld. Maar is dat al niet zo, sinds de CBvS als marionet van de minister van Financiën en de overheid fungeert? Het is maar goed dat niet alle burgers en bedrijven hun banktegoed lichten, want de CBvS kan dat waarschijnlijk niet betalen.”
Reactie bankiers
De CBvS heeft de bankiers ervan weten te overtuigen om aan de nieuwe regeling mee te werken. In feite hebben de bankiers geen keus, vanwege de discretionaire bevoegdheden van de toezichthouder. De Surinaamse Bankiers Vereniging (SBV) praat de CBvS na door te stellen dat het internationaal ongebruikelijk is dat kasreserves onder het beheer van commerciële banken zijn geplaatst. Daarmee zijn de troefkaarten verspeeld. De SBV helpt de CBvS door toe te voegen dat de relatief hoge kasreserves in Suriname zijn bedoeld als monetair instrument alsook als stabilisatie-instrument voor het financieel systeem, mede vanwege de hoge dollarisatiegraad in het bankwezen. Dat zijn volgens Moison ook geen goede argumenten om de saldi over te hevelen naar de CBvS. De SBV stelt dat het volgens het IMF gebruikelijker zou zijn om kasreserves in vreemde valuta bij de centrale bank onder te brengen. Dat de algemene banken afhankelijk zijn van de CBvS, blijkt uit de volgende kanttekening van de SBV: ‘De CBvS ondersteunt de stabiliteit van het financiële systeem reeds in vreemde valuta; een voorbeeld hiervan is de Euro en USD liquiditeitsondersteuning die de CBvS heeft gegeven in de afgelopen periode als gevolg van het wegvallen van de geldzendingen.’ “Doen de banken daarom mee?”, vraagt Moison zich af.
Wanneer de CBvS en de SBV verwijzen naar de ‘IMF Article 4 reports’, loont het de moeite om deze grondig door te nemen. Het betreft de ‘2018 Article IV Consultation with Suriname’ (IMF Country Report No. 18/376) van november 2018. In dit rapport uit het IMF zich kritisch over de kwaliteit en de financiële positie van het Surinaamse bankwezen. Ook is het IMF bezorgd over de kwaliteit van de CBvS en geeft aanbevelingen voor bredere en meer flexibele toepassing van monetaire instrumenten. Daar moet de CBvS dan wel eerst de competenties voor ontwikkelen. “Het zal de aandachtige lezer van het IMF-rapport opvallen dat op geen enkele wijze wordt gesuggereerd om de tegoeden van Surinaamse banken bij buitenlandse banken onder de kasreserveregeling over te hevelen naar de CBvS. Een leugentje om bestwil?”
Tot slot sommen de banken de strikte voorwaarden op waaronder zij bereid zijn om mee te werken aan ‘het plaatsen van de vreemde valuta kasreserves onder beheer van de CBvS’. Zo worden er eisen gesteld aan de separate rekeningen waarop de tegoeden worden geplaatst, de buitenlandse tegenpartijen waar de CBvS beleggingen onderbrengt en het rendement op de (direct opeisbare) beleggingen, dat niet minder mag zijn dan in de huidige situatie. “Het ontgaat mij hoe het laatste kan worden gewaarborgd. Het is volstrekt onduidelijk en ook niet door de CBvS toegelicht hoe de kasreserve voor vreemde valuta in deze uitwerking een beter monetair instrument is dan voorheen, afgezien van het feit dat de algemene banken zich ernstig zorgen moeten maken over de kredietwaardigheid van de CBvS.”
De meest merkwaardige voorwaarde die de SBV stelt, is dat ‘het beheer wordt gevoerd door een commissie met daarin vertegenwoordigers van het bankwezen, pensioenwezen, verzekeringswezen en de CBvS’. Daarmee worden de bankiers door belangenverstrengeling deelgenoot van de besluitvorming en kunnen zij zich nooit meer beroepen op fouten in de uitvoering van de afspraken door de CBvS. De bankiers hebben zich door de CBvS in de luren laten leggen.
Vertrouwen en deskundigheid
Er is veel kritiek geuit op de plannen van de CBvS door deskundigen uit de Surinaamse samenleving. Daarbij wordt terecht gewezen op het feit dat het overhevelen van de buitenlandse tegoeden naar de CBvS geen enkel voordeel heeft voor de CBvS als monetaire autoriteit. De CBvS is niet onafhankelijk van de overheid en de financiële positie van de CBvS is onbekend door het ontbreken van jaarrekeningen over de afgelopen vier jaar. Hier spelen andere, politieke motieven, met de verkiezingen in aantocht. “De president heeft geen boodschap aan de mening van deze deskundigen. Hij luistert niet naar hen, maar vertrouwt op de deskundigheid van de governor van de CBvS en de SVB. ‘’Het is juist deze deskundigheid van de CBvS en de algemene banken die door het IMF kort geleden nog werd betwijfeld.’’
Aldus Hans Moison