De door het Openbaar Ministerie in ons land gezochte drugsverdachte Radj Oedit, is in Nederland aangehouden als gevolg van een rechtshulpverzoek van de Surinaamse justitie aan Nederland. Oedit vertrok in maart van dit jaar via de Johan Adolf Pengel luchthaven naar Nederland, kort nadat op een vliegveld in zijn rijstveld te Saramacca, een in Brazilië gestolen Cessna was geland met 488 kilo cocaïne aan boord. Oedit werd kort daarop aangemerkt als verdachte en zou deel uitmaken van een criminele organisatie en ook de Wet Verdovende Middelen hebben overtreden. Volgens berichten logeerde Oedit kort voordat hij richting Zanderij ging voor zijn reis naar Nederland, in een groot hotel in Paramaribo. Kort nadat er vanwege het Openbaar Ministerie een opsporingsbevel tegen Oedit was gelanceerd, verklaarde hij tegenover de media, dat hij voor medische redenen naar Nederland moest en dat zijn vertrek niet in verband kon worden gebracht met een vlucht om uit handen van de justitie te blijven. Hij zou na zijn herstel gewoon terugkeren naar Suriname. We zijn inmiddels zeven maanden verder en het verhaal van Oedit dat hij voor medische redenen naar Nederland moest, werd van meet af aan door weinig als geloofwaardig gezien. Er werd op een gegeven moment zelfs getwijfeld aan zijn aanwezigheid in Nederland. Naar verluidt is het gebruik van moderne communicatieapparatuur de voormelde verdachte noodlottig geworden en kon zijn verblijflocatie in de Randstad nauwkeurig worden vastgelegd, waarna zijn arrestatie kon volgen. De Nederlandse justitiële autoriteiten zullen nu moeten vaststellen wat er met Oedit zal gebeuren. Het vermoeden bestaat, dat Oedit over een Nederlandse nationaliteit beschikt en daarom uitlevering niet vanzelfsprekend is. Kan ook zijn dat de verdachte bij het bezitten van de Nederlandse nationaliteit, zich ervoor zal beijveren niet naar Suriname terug te keren en dat hij een straf in Nederland zal ondergaan. Hoe het ook zij, dit soort verdachten die zich met de grensoverschrijdende criminaliteit bezighouden, mogen niet per definitie ervan uitgaan, dat ze uit de handen van de justitie zullen kunnen blijven. Vooral wanneer het gaat om de handel in verdovende middelen, zijn er thans veel goed werkende rechtshulpverdragen tussen landen, zoals nu ook het geval tussen Nederland en Suriname. Je kunt als verdachte dan wel een vluchtpoging ondernemen, maar die biedt nog steeds niet de garantie dat je vrij en straffeloos elders zal kunnen vertoeven. De Verenigde Staten van Amerika heeft onlangs een uitlevering gevraagd aan de Jamaicaanse regering van de verdachte Shervington Lovell alias Big Head, een zware jongen uit de drugswereld. Lovell zou samen met Guyanese verdachten en andere Surinaamse drugscriminelen, allang in het vizier van de Amerikaanse Drugs Enforcement Administration, DEA, liggen. De justitie van de Verenigde Staten gaat er sowieso vanuit dat Lovell binnen korte termijn op het vliegtuig richting Verenigde Staten zal worden geplaatst. Voorts vernemen wij, dat Lovell niet de enige crimineel uit de Caribische regio is waar de Amerikanen hun pijlen op gericht hebben. Het ligt in de lijn der verwachtingen dat ook onze justitie, rechtshulpverzoeken ter uitlevering van zware drugsverdachten die zich hier ophouden, tegemoet mag zien. Lieden die zich met deze grensoverschrijdende criminaliteit bezighouden, dienen goed te beseffen dat het feest ineens en snel ten einde kan zijn door de steeds beter wordende justitiële samenwerking tussen landen die de bestrijding van drugscriminaliteit steeds strakker aanpakken en wel met kenmerkend succes.
Bij het ter perse gaan van deze editie vernamen wij, dat Oedit gebruikmakend van een Surinaams paspoort in maart van dit jaar, ons land verlaten heeft. Een autoriteit hier ter stede, verklaarde op ongefundeerde wijze, dat Oedit over een Nederlands paspoort zou beschikken. Uitlevering aan ons land is tot nog toe zeer wel mogelijk.