De afgelopen week kregen wij een bericht uit het buitenland dat het in de lijn der verwachtingen ligt dat de prijs voor een vat ruwe aardolie in de buurt van de 30 US-dollar gaat schommelen. Voor alle landen die als olieproducenten opgetekend staan en waarvan de economie grotendeels afhankelijk is van de inkomsten uit de aardoliesector, is zulks een zeer slechte tijding. Dus is dat ook zo voor onze Staatsolie, die de afgelopen jaren zwaar werd getroffen toen de prijs voor een barrel aardolie met ruim 50 procent kelderde. Er is duidelijk een veel te groot aanbod van aardolie op de markt en de vraag is niet navenant. Een van de grootste boosdoeners is momenteel de Verenigde Staten van Amerika, die thans als de grootste producent van petroleum derivaten kan worden gezien. De Amerikanen hebben met hun schalieolie veel olieproducerende landen in de grootste problemen gebracht door een alsmaar kelderende internationale prijs voor een vat aardolie. En terwijl we door tal van buitenlandse nieuwsberichten op de hoogte worden gebracht welke ontwikkelingen de aardolie-industrie wereldwijd doormaakt en de prijs eerder zakt dan stijgt voor een vat ruwe aardolie, worden wij met de regelmaat van de klok in Suriname geconfronteerd met stijgingen voor gasoline en diesel bij de pompen. De oliemaatschappijen hebben dan wel een verklaring, namelijk dat ze een bepaalde partij brandstof op een gegeven moment duurder hebben ingekocht en daarom niet aan een verhoging ontkomen. Dat is allemaal mooi en waar , maar we mogen dan ook verwachten dat wanneer ze op een gegeven voor een lagere prijs de brandstoffen inkopen, dat ze het product dan ook voor een lagere prijs bij de pomp aan de consument aanbieden. Wij blameren de oliemaatschappijen niet als de pompprijs voor een liter brandstof hoger komt te liggen, want we weten dat achter de schermen de overheid ook continue aast op haar government take. Feit is wel dat de prijs voor gasoline en diesel heel zelden een daling vertoont, maar daarentegen wel steeds een stijgende trend aangeeft, hetgeen dan natuurlijk binnen de gemeenschap wel tot prijsstijgingen op elk niveau leidt.
Hoe die prijs ook tot stand komt of wordt berekend, is voor de meesten totaal onduidelijk en wordt ook niet echt gedemonstreerd door de overheid of oliemaatschappijen.
Wat die verhogingen wel steeds tot gevolg hebben, is grote wrevel bij de samenleving, omdat elke bezitter van een voertuig dieper in de zak moet tasten en op andere essentiële zaken moet zien te bezuinigen. En wanneer het aankomt op bezuinigen op voeding, dan zal het ongenoegen alleen maar groter worden. De Surinaamse samenleving zit al genoeg in de financiële verdrukking om nog meer maandelijkse kosten te hebben. De daling van de aardolieprijs voor een barrel is een goede graadmeter voor een ieder om lagere gasoline en dieselprijzen per liter te mogen verwachten.
We verwachten dan ook allemaal spoedig weer een reductive in de prijzen bij de pompen, want als de prijs op de internationale markt laag blijft, dan kan je niet blijven verhogen. Als dat dan toch gebeurt, dan geraakt men ervan overtuigd dat de government take er een zeer grote rol in vertegenwoordigt.