Een groep van samenwerkende houtorganisaties wil ontheffing voor het betalen van de concessierechten voor de periode dat (hun leden) houtbedrijven geen hout hebben kunnen produceren, omdat de toegangswegen naar hun concessies afgesloten waren. In totaal gaat het volgens de Algemene Surinaamse Houtunie, het Platform Houtsector en de Vereniging van Binnenlandse Houtproducenten om een periode van tien maanden, gedurende twee periodes in 2015 en 2016.
De houtbedrijven die bij deze organisaties zijn aangesloten, willen dit verzoek voorleggen aan minister Steven Relyveld van Ruimtelijke ordening, Grond- en Bosbeheer (RGB), maar de uitnodiging voor een gesprek met de bewindsman blijft vooralsnog uit. Dit vervolggesprek was toegezegd tijdens het vorige gesprek op 8 augustus. In dat gesprek hebben de bedrijven aandacht gevraagd voor de moeilijke omstandigheden waarin vele houtbedrijven zich bevinden. Daarbij gaat het onder andere om de gevolgen van de financiële crisis, zoals de hoge energietarieven, de devaluatie van de SRD en als gevolg daarvan een terugval van de economische bedrijvigheid, waardoor er minder vraag naar hout is.
Met ingang van 1 januari 2015 heeft de regering de concessierechten fors verhoogd, van 2,5 SRD-cent naar 500 SRD-cent per hectare. De sector heeft uiteindelijk met deze verhoging ingestemd, omdat de verwachting was dat de bedrijven deze kosten terug konden verdienen door hun houtproductie op te voeren. Dit is echter niet gelukt, omdat de overheid zowel in 2015 als 2016 verschillende wegen naar belangrijke houtgebiedenvoor zwaar transport met een totaal gewicht van meer dan vier ton heeft afgesloten vanwege de slechte gesteldheid van de wegen. Het ging om de weg van Matta naar Apoera en die van Redi Doti naar Cassipora. Deze wegen waren in 2015 van eind maart tot 16 september gesloten en in 2016 vanaf9 mei tot en met vandaag. Gedurende deze periodes hebben de bedrijven geen hout kunnen afvoeren en verkopen. Er is dus geen geld verdiend om de concessierechten te betalen.
Al met al leiden deze omstandigheden tot een mineurstemming binnen de groep van bedrijven die hun hout produceren op een door de overheid uitgegeven concessie. Een extra frustratie voor deze bedrijven is dat er volgens hen sprake is van oneerlijke concurrentie met de houtproducenten die in de zogenaamde HKV’s (Hout Kap Vergunningen) of gemeenschapsbossen werken. Zij hoeven geen concessierechten te betalen, waardoor hun kostprijs een stuk lager ligt. Daar komt bij dat deze bedrijven ook profiteren van de verlaging van de retributierechten van USD 6 naar USD 3,95 per kubieke meter. Deze verlaging was bedoeld als compensatie voor de verhoogde concessierechten.
In het gesprek dat de sector begin augustus had met minister Relyveld, is onder andere het functioneren van de Stichting voor Bosbeheer en Bostoezicht (SBB) aan de orde geweest. Behalve het feit dat SBB al bijna een jaar zonder directeur draait, laat de dienstverlening van de organisatie volgens de bedrijven ook veel te wensen over. Zo komt het regelmatig voor dat bepaalde diensten, zoals kapregister- en inventarisatiecontroles en inspecties,alleen worden uitgevoerd als de klant zorgt voor vervoer van de SBB-medewerkers. De organisatie heeft immers nauwelijks dienstauto’s tot haar beschikking. Aan de andere kant weigert SBB soms diensten uit te voeren voor bedrijven die hun concessierecht niet hebben betaald. De bedrijven betwijfelen of de SBB dit recht heeft.
De samenwerkende bedrijven doen opnieuw een dringend beroep op de overheid om de sector serieus te nemen en met hen in gesprek te gaan. Immers, juist in deze tijden van financiële crisis is het belangrijk dat de overheid een belangrijke productiesector, die ook voor deviezen zorgt, goed faciliteert.