Er zijn oplossingen voorhanden voor de boedelproblematiek in Suriname, echter is wel voortvarendheid van alle betrokken actoren geboden. Dit kwam gisteravond naar voren tijdens een lezing van dr. Anoeradha Chequita Akkal-Ramautar, die recentelijk gepromoveerd is aan de Open Universiteit in Heerlen (Nederland) over dit onderwerp. Akkal-Ramautar belichtte een quick scan die door het GLIS was verricht, waarbij een zorgwekkend beeld van het boedelprobleem naar voren komt van diverse plantages. In Para gaat het om 46 boedels van 115 plantages, Coronie 24 boedels van 27 plantages en Commewijne 50 boedels van 348 plantages. “De boedelproblematiek zorgt ervoor dat de districten Para en Coronie niet optimaal ontwikkeld kunnen worden. In de praktijk is het aantal onbeheerde en kennelijk verlaten plantages aanzienlijk gebleken, in het bijzonder aan weerszijden van de Commewijne- en de Surinamerivier. De verlaten plantages stagneren de optimale ontwikkeling van het gebied en belemmeren tevens de uitvoering van een gedegen domaniaal beleid”, citeerde de promovendus uit het ‘Ontwikkelingsplan 2012 – 2016: Suriname in transformatie’. Ze droeg een scala aan oplossingsvoorstellen voor onbeheerde nalatenschappen aan, waarbij wel een integrale aanpak noodzakelijk is. Veel problemen kunnen bijvoorbeeld voorkomen worden als nabestaanden na het overlijden van hun dierbare meteen worden opgeroepen door de notaris voor de verdeling van het nalatenschap. Er is een register van overlijden in Suriname en voldoende data voor handen, opdat geregeld wordt dat een notaris met een druk op de knop ziet wanneer iemand is overleden en wie de erfgenamen zijn. Van belang is voorts dat het Domeindecreet van 1982 voorziet in regelingen omtrent de rechtstoestand van onbeheerde en kennelijk verlaten gronden en dat dergelijke gronden teruggenomen kunnen worden. Andere aandachtspunten behelzen: regels van verjaring toepassen, het afhandelen van onroerende zaken zonder eigenaar, sanctiebepalingen met betrekking tot grondbrieven, het bestuderen van mogelijkheden tot het instellen van een instituut van vereffenaar, bijvoorbeeld het GLIS. Essentieel is de vaststelling van de aard en omvang van allodiaal eigendom en erfelijk bezit (aeeb) en toepassing sanctiebepalingen, het doorvoeren van vereffening van tenminste twee generaties onverdeeld gebleven boedels en het doorvoeren van een wijziging van de Onteigeningswet. In haar uiteenzetting over de titels op de grond in Suriname somde Akkal-Ramautar op: volcomen eigendom, vollen eigendom (17e eeuw), allodiale eigendom en erfelijk bezit (1689), Regeringsreglement (1815), Koninklijk Besluit aeeb (1820), RR-artikelen 152 en 169 (1865), aeeb en erfpacht (1910), AW – Burgerlijk Wetboek eigendom, erfpacht, huur en gebruik (1936) en grondhuur (1982).