Vandaag heeft het Hof van Justitie een aanvang gemaakt met de behandeling van de klacht van 13 klagers inzake het niet verder vervolgen van de 8 december verdachten. De klagers behoren allen tot de oorspronkelijke klagers die in 2000 reeds op grond van artikel 4 van het Wetboek van Strafvordering een klacht hebben ingediend in verband met het uitblijven van vervolging van de potentiële verdachten. Op 31 oktober 2000 heeft het Hof van Justitie de Procureur-Generaal bevolen “tegen de persoon van Desiré Delano Bouterse en tegen diegenen die verder daarvoor in aanmerking komen een strafvervolging” in te stellen. Enkele dagen voordat de auditeur militair in april 2012 zijn strafeis zou doen heeft De Nationale Assemblee een gewijzigde Amnestiewet goedgekeurd, op grond waarvan de Krijgsraad bij vonnis van 11 mei 2012 de vervolging tegen alle verdachten heeft geschorst. De klagers verwijten in hun huidige klacht van 12 mei 2015 met name de Auditeur-Militair dat hij zich niet op deugdelijke wijze van zijn vervolgingstaak heeft gekweten. De klagers verlangen dan ook dat het Hof van Justitie een samengesteld bevel geeft tot verdere vervolging. Dit bevel moet concrete bevelen aan de Procureur-Generaal inhouden, hoe de verdere vervolging te garanderen.