Komen de zogeheten Mennonieten nu wél of niet naar Suriname? Er is al zoveel over gezegd, en ook is het zo, dat vertegenwoordigers van de zogeheten Mennonieten, die over het algemeen in grote uitzondering leven, al in ons land zijn geweest om zich te oriënteren. Ook is er hier een vertegenwoordiger, die hun komst tracht te bepleiten en de overheid zover probeert te krijgen dat een groot aantal Mennonieten zich hier komt vestigen. Volgens Albert Ramdin, onze minister van Buitenlandse Zaken, International Business en Internationale Samenwerking, die over het algemeen als woordvoerder van de regering optreedt, is het nu de bedoeling, dat een kleine groep Mennonieten het hier voor enkele jaren zal komen proberen. Dat wil zeggen dat er in een bepaald gebied een proefproject zal worden opgezet door de eerste nieuwelingen. Maar wat dat precies inhoudt werd niet door Ramdien duidelijk gemaakt. Voor ons allen moet het wel duidelijk zijn, dat Mennonieten slechts geïnteresseerd zijn in grote landbouwarealen, waar wij als gewone burgers over de omvang, geen flauwe notie hebben. Men praat over duizenden hectaren oerbos dat zal moeten verdwijnen en in cultuur gebracht. Als je over een proefproject praat dan moet daar gelijk bij gesteld worden, dat als men na enkele jaren er de brui aan geeft, we wel met een opengekapt stuk land zitten. Niemand praat over al de bomen die zullen worden omgehakt, en waar dat hout naartoe zal gaan. Is men niet uit op gewoon geld verdienen met ons tropisch hout, om na enige tijd Suriname gedag te zeggen? Ook stelt Ramdin dat de staat geen terrein in grondhuur zal afstaan aan de Mennonieten en dat de buitenlanders die hier voor enige tijd zullen neerstrijken, afspraken zullen maken met bewoners van bepaalde gebieden, waar ze zullen werken. Dat is geen goede afspraak; de Mennonieten zullen heus wel een grondtitel of concessie over een bepaald gebied wensen en zeker niet akkoord gaan met ongefundeerde en niet wettelijk geregelde afspraken. De gehele Mennonieten-affaire is tot nog toe behoorlijk wazig voor de gehele gemeenschap. De overheid kan het gewoon niet maken, grote groepen agrariërs naar een gebied te laten gaan, waar het niet uitgesloten is, dat er na enige tijd problemen ontstaan met Marrons of Inheemsen over woongebieden, grondenrechten en wat dies meer zij. Of de mensen komen voor onbepaalde tijd en de overheid maakt hele goede afspraken en verstrekt titel op arealen, of ze komen gewoon niet, want niemand komt naar een land om te werken en investeren op basis van onduidelijkheden en het risico grote financiële verliezen te lijden. De Mennonieten die in grote afzondering hun landbouwactiviteiten uitvoeren, zullen zeker niet geconfronteerd willen worden met rovers en lieden die in bepaalde gebieden al geruime tijd over zijn gegaan, activiteiten te ontplooien die regelrecht in verband staan met de grensoverschrijdende misdaad. Indien de regering de mensen toelaat op ons grondgebied dan moet ze ook voor de veiligheid van ze kunnen instaan. Waar ze zeker niet aan moet beginnen is mensen in een avontuur storten, hetgeen als zeer onverantwoordelijk kan worden aangemerkt.