De pers obstrueren is onvoldoende, de nieuwe trend is zelfcensuur
In januari belandde de maandelijkse inflatie in Venezuela in dubbele cijfers. Of misschien niet. Het gerucht werd onlangs in een tweet van Henrique Capriles, een oppositieleider, verspreid. Maar het is moeilijk om hier zeker van te zijn, omdat de Centrale Bank sinds december de inflatie niet heeft bekendgemaakt. Naarmate de economie terugvalt, tekorten groter worden en de inflatie stijgt (in 2014 bijna 70%), verkiest de regering data selectief vrij te geven, of die helemaal te verzwijgen. Die data met betrekking tot de betalingsbalans, de industriële productie en het bbp zijn al zes maanden of langer niet gepubliceerd. Hoe dichter Venezuela de wetgevende verkiezingen nadert, die overigens in de loop van dit jaar zullen worden gehouden, hoe minder kiezers zullen leren over de toestand van hun land. Het linkse ‘Boliviaanse’ Venezolaanse regime, sinds 1999 aan de macht, is al geruime tijd bezig het leven moeilijk te maken voor de onafhankelijke media. In 2007 heeft de overheid, toen onder leiding van Hugo Chávez, aangekondigd voornemens te zijn haar ‘media hegemonie’ te consolideren. Het heeft licenties geweigerd aan onafhankelijke radio- en televisiestations, de levering van krantenpapier beperkt, geldboetes opgelegd aan oppositionele media en het opkopen van kranten en omroepen gepromoot door groepen die gelieerd zijn aan de overheid. Deze tactiek heeft gewerkt (zie tabel). Onafhankelijke mediahuizen bereiken buiten de grote steden weinig mensen. Momenteel staan de sociale media, waar veel Venezolanen zich voor gewend hebben voor nieuwsvergaring, onder druk. Zeven mensen werden vorig jaar gearresteerd voor wat ze schreven op Twitter; zes zijn nog in de gevangenis. Op 26 maart verklaarde hoofdaanklager Luisa Ortega Díaz, dat de sociale media moeten worden ‘geregeld’ om de verspreiding van geruchten te voorkómen. Onder Nicolás Maduro, die Chávez in 2013 opvolgde als president, is de overheid bezig haar niet-aflatende propaganda aan te vullen met zelfcensuur. Het schijnbare doel is te vermijden dat Venezolanen het slechte nieuws vernemen, daar dat hun toch al wankele vertrouwen in de regering verder zou kunnen verzwakken. Het ministerie van Volksgezondheid bijvoorbeeld, heeft zijn wekelijkse epidemiologische bulletin sinds begin november niet gepubliceerd, niettegenstaande er gelijktijdige uitbraken van drie door muskieten overgebrachte ziekten zijn geweest. Afgelopen mei maakte Venezuela zijn eerste gevallen mee van chikungunya, een ziekte die oorspronkelijk uit Afrika komt, die zeer hoge koorts en ernstige gewrichtspijn veroorzaakt. Het heeft de autoriteiten vijf maanden gekost om chikungunya tot een epidemie te verklaren. Het meest recente bulletin heeft hierover nog steeds geen melding van gedaan. In november maakte Héctor Rodríguez, vicepresident voor sociale ontwikkeling, het totale aantal gevallen van 26.451 bekend, en verklaarde dat de ‘groeicurve’ bezig was te ‘dalen’. Onafhankelijke volksgezondheidsspecialisten trekken de overheidsstatistieken in twijfel. Ze wijzen op een enorme stijging van gevallen van ‘koorts’, met een piek in oktober van meer dan 200.000 per week, zeven maal het normale aantal. Op het hoogtepunt van de uitbraak van chikungunya, riepen artsen in de staat Aragua, ten westen van Caracas, op tot het uitroepen van een medische noodtoestand, nadat acht patiënten met huiduitslag en bloedingen in een regionaal ziekenhuis waren overleden. De regering ontkende dat er een noodtoestand was, beschuldigde de voorzitter van de plaatselijke medische vereniging, Ángel Sarmiento, van een ‘terroristische campagne’ en beval zijn aanhouding. Sarmiento is inmiddels het land ontvlucht. Volgens Rafael Orihuela, een voormalige minister van Volksgezondheid, werden de sterfgevallen veroorzaakt door ‘een ernstige vorm van chikungunya’. Zelfcensuur is niet beperkt tot de gezondheidsautoriteiten. Het Nationaal Instituut voor de Statistiek (INE) heeft de armoedestatistieken voor 2014 niet gepubliceerd. Niemand heeft de productiecijfers van de overheidsoliemaatschappij PDVSA in de afgelopen drie maanden vrijgegeven. Wanneer ambtenaren hun zwijgen verklaren, hetgeen sporadisch gebeurt, praten ze over de noodzaak te voorkómen dat ‘politieke manipulatie’ van de statistieken plaatsvindt. Vorig jaar heeft Public Space, een mensenrechtenorganisatie, 21 verzoeken ingediend om informatie van verschillende overheidsinstanties te verkrijgen. Slechts van één, het begrotingskantoor, werd een antwoord gekregen. Samen met andere ngo’s, vroeg Public Space de hoogste rechter, die overigens spreekbuis is van het regime, van het ministerie van Volksgezondheid af te dwingen dat er werd gereageerd. In augustus oordeelde de administratieve tak van de rechtbank tegen hen. Het verklaarde dat verzoeken om informatie over kwesties zoals de beschikbaarheid van geneesmiddelen of de werking van de gezondheidszorg ‘een bedreiging vormen voor de effectiviteit en efficiëntie van het openbaar bestuur’, daar dergelijk onderzoek bureaucraten verplicht om kostbare tijd en middelen te besteden. De rechters erkenden dat artikel 51 van de Grondwet individuen het recht geeft om informatie te vragen en ambtenaren verplicht die te verstrekken, maar ze negeerden dat. Deze week citeerde de nieuwssite lapatilla.com enkele ‘technische specialisten’ van de Centrale Bank, het ministerie van Financiën en het INE, waarbij ze deze agentschappen beschuldigden van het ontplooien van een ‘gecoördineerde actie … om het nationale statistische systeem te vernietigen’ en om zo de ernst van de economische en sociale crisis van Venezuela te verhullen. Tamara Herrera, een econoom die afgelopen juni mede een open brief had ondertekend, drong er op aan dat alle drie bureaus hun gegevens nauwkeurig en op tijd publiceerden, en zei dat ze trachten om alle negatieve informatie te verbergen en ‘elke prestatie als propaganda te gebruiken’. Zoals elke autoritaire heerser, weet Maduro dat informatie macht is. Hij hoopt dat het zwijgen hem die macht zal helpen behouden.