“Er is in het maatschappelijk debat na het besluit van het Constitutioneel Hof voorgesteld om in het verlengde daarvan een grondwetsherziening door te voeren die bestaande onduidelijkheden over de verhouding tussen verschillende staatsorganen’ zoals President, Regering, Parlement, Rechter en Constitutioneel Hof, opheft”, aldus de Studiegroep Aanpassing Kiesregeling in een onlangs gepubliceerd rapport.
“Daargelaten dat het opgaan van deze weg mogelijk een volksraadpleging zou kunnen vereisen, vergroot zij sowieso het risico dat de Staat onvoldoende tijd heeft om de voor 2025 voorgeschreven verkiezingen voor te bereiden, met als gevolg, dat de instructie om de fundamentele aanspraken op uitoefening van het kiesrecht te allen tijde te waarborgen, wordt verzaakt en inbreuk wordt gemaakt op het beginsel van continuïteit van de Staat. Er is ook gesuggereerd om de grenzen van de kiesdistricten te herzien en de districten zoveel als mogelijk een gelijke bevolkingsomvang te geven.” Dit zal volgens de studiegroep, gelding van het beginsel van ‘one-person- one-vote’ waarmaken, maar deze herziening resulteert niet per se in meer effectieve vertegenwoordiging en kan een verstoring van de maatschappelijke verhoudingen tot gevolg hebben.
“Aangezien incorporatie van het ‘one-person-one-vote’ beginsel langs een andere, minder riskante weg, zoals die welke door de Studiegroep is voorgesteld, kan worden bewerkstelligd, wordt afgeraden deze suggestie op te volgen. Ook is het idee geopperd om het beginsel ‘one-person-one-vote’ tot gelding te brengen door het kiesstelsel radicaal te wijziging van een districtenstelsel in een landelijk evenredigheidsstelsel. Ook in dit geval bestaan de genoemde risico’s voor staatscontinuïteit. Bovendien is het de vraag of het daarmee beoogde positieve effect van de gelding van het ‘one-person-one-vote’ beginsel, opweegt tegen ontkenning van de wenselijkheid om door toekenning van electorale en ontwikkelingsprerogatieven, de ‘achtergestelde rechtspositie’ en marginalisatie van districtsbevolkingen, waaronder inheemse en tribale groepen, op te heffen of te compenseren. Tenslotte hebben groepen uit politieke en deskundige kringen zich een voorstander getoond van een meervoudig systeem dat twee subsystemen kent, één op districten niveau en één op landelijk niveau. Varianten van een dergelijk meervoudig systeem zijn in toenemende mate in de wereld gangbaar en beproefd en aangemerkt als ‘kiesstelsels van de toekomst’.”
De keuze voor een meervoudig stelsel
Een eerste belangrijk argument om thans ook in Suriname voor een meervoudig stelsel te opteren, is volgens het advies van de studiegroep het verwachtbare positieve effect op de realisatie van decentralisatie als een systeem, dat op districten niveau, bewaking van autonome bevoegdheden en gerichte functionaliteit en representativiteit bevordert en zelfbeschikking en betrokkenheid van bestuurlijke – en bevolkingseenheden bij de politieke democratie waarborgt. Een tweede argument uit het rapport is de daarin veronderstelde mogelijkheid om achtergestelden door toekenning van passende ‘positieve acties’ (‘affirmative actions’) in de electorale sfeer te compenseren indien dat gewenst is en deze compensatie nog niet besloten liggen in de ‘vaste voet’ constructie. “Maar ook andere maatregelen kunnen het onderwerp zijn van positieve acties, zoals die gericht op het wegwerken van achterstanden in de wettelijke erkenning van de speciale status van inheemse en tribale volkeren, of op verlening van aanspraken aan achtergebleven districten om economische en sociale marginalisatie in te lopen. Deze twee argumenten hebben de Studiegroep doen besluiten voor te stellen om het kiesstelsel te vervangen door een stelsel waarin zetels op districten niveau als ‘vaste voet zetels’ en op landelijk niveau als ‘allocatie zetels’ aan politieke organisaties worden toegewezen.”