Eigendom van landbouwpercelen

In verband met de op handen zijnde grondconversie wordt zowel in als buiten DNA heftig, soms zelf op emotionele wijze, over het eigendomsrecht van landbouwpercelen gediscussieerd.

Hierbij wordt de indruk gewekt alsof dit eigendomsrecht een uitvinding zou zijn van een bepaalde politieke partij. Er wordt geheel uit het oog verloren dat eigendomsrecht van landbouwpercelen reeds mogelijk was in ons land totdat de revolutionairen in 1982 met de introductie van de zgn. Landhervormingswetgeving daar een eind aan gemaakt hebben.

In onze Agrarische Wet (A.W.) van 1936 (G.B. 1937 no. 53) stond in artikel 3 lid 1 letterlijk het navolgende:

“De Gouverneur, den Raad van Bestuur gehoord, is bevoegd tot afstand in eigendom tegen een daarbij vast te stellen matige koopsom van kleine stukken domeingrond ter oppervlakte van ten hoogste tien hectaren. ”

Bij de landhervormingswetgeving was de grondgedachte dat eigendomsrecht op gronden niet meer mogelijk zou zijn. Alle gronden na 15 juni 1982 konden uitsluitend in grondhuur worden uitgegeven. In verband hiermede was het noodzakelijk de bestaande wetgeving aan te passen.

In de A.W. werden enkele artikelen vervallen verklaard, waaronder artikel 3.

In het Decreet rechtstoestand vóór 1 juli 1982 uitgegeven gronden was echter vermeld dat er geen wijziging optrad in de rechtstoestand van gronden die zijn uitgegeven vóór de inwerkingtreding van het Decreet Uitgifte Domeingrond (1982). Dit betekent dat de landbouwgronden die reeds in eigendom waren uitgegeven vóór 1 juli 1982, hun recht van eigendom bleven behouden.

Het is niet precies na te gaan hoeveel landbouwgronden zijn uitgegeven onder de werking van artikel 3 A.W., maar het staat in ieder geval vast dat het fenomeen eigendomsrecht van landbouwgronden vanaf 1937 deel uitmaakte van onze Surinaamse wetgeving tot een maximum van 10 hectaren. Ik teken hierbij aan dat het in de A.W. ging om uitgifte in eigendom tegen een (matige) koopsom.

In de nu op stapel liggende Grondconversiewetgeving gaat het om omzetting van grondhuur en erfpachtpercelen in eigendom tot een maximum van 6 hectare. Dit betekent dat iemand die geen grondhuurder of erfpachter is, geen landbouwperceel in eigendom kan verkrijgen. Ik teken hierbij aan dat de nieuwe wetgeving dus een beperktere betekenis heeft dan die ten tijde van de A.W. Dit omdat onder de werking van artikel 3 A.W. iedere burger gerechtigd was een landbouwperceel tot tien hectare in eigendom aan te vragen tegen betaling van een bepaald bedrag. In ieder geval is het niet zo dat deze mogelijkheid geleid heeft tot een stormloop van aankoop van landbouwpercelen. Er is slechts een matig gebruik van gemaakt.

Uit de discussies blijkt dat de grootste angst van de tegenstanders van conversie naar eigendom is, dat de voor landbouw bestemde percelen verkaveld kunnen worden. Die mogelijkheid bestaat inderdaad, maar dan moet eerst een verkavelingsvergunning verkregen worden van het Ministerie van Openbare Werken. In dit verband wordt opgemerkt dat volgens de geldende wetgeving ook verkaveling van grondhuur- of erfpachtpercelen kan plaatsvinden als daarvoor een verkavelingvergunning is verkregen.

De praktijk wijst uit dat er vele verkavelingprojecten zijn met de titel grondhuur. Indien de percelen uitgegeven waren voor landbouwdoeleinden, is behalve een verkavelingvergunning (O.W), een bestemmingswijziging nodig van het Ministerie van Grondbeleid en Bosbeheer.

Er mag niet uit het oog verloren worden dat ook verkavelingprojecten het algemeen belang dienen, omdat de grote woningnood die in ons land heerst daardoor wordt verlicht!

Paramaribo, 27 januari 2022.  

More
articles