Bestuurskundige August Boldewijn gelooft er echt in dat er medewerking van de politie is verleend aan de drie arrestanten die meerdere malen uit een cellenhuis in Paramaribo zijn gevlucht om berovingen te plegen, om vervolgens onopgemerkt het cellenhuis weer binnen te gaan. De afdeling Voorlichting van de politie, liet eerder weten dat dienstdoende wetsdienaren geen betrokkenheid hadden bij de roofovervallen en de ontvluchting van de drie criminelen op mysterieuze wijze uit het cellenhuis.  Boldewijn is van mening dat de penitentiaire ambtenaren erop moeten toezien dat arrestanten het cellenhuis niet ontvluchten. Het hele gebeuren ziet hij daarom als een hele vreemde aangelegenheid.

Deze zaak kwam aan het rollen tijdens een politieonderzoek bij minstens drie recente berovingen. Volgens de politie is gebleken, dat de drie arrestanten na de wisseling van de wacht via een door hen gecreëerde vluchtweg het cellenhuis verlieten. Na de berovingen te hebben gepleegd, zouden de arrestanten via dezelfde weg het cellenhuis weer zijn binnen gegaan. Boldewijn is niet bekend met de maatregelen die getroffen zullen worden tegen de penitentiaire ambtenaren en de arrestanten om dergelijke gevallen in het vervolg te voorkomen. Boldewijn wijst op het gevaar dat dergelijke zaken met zich mee kunnen brengen, bijvoorbeeld wanneer het gaat om gearresteerde terroristen die op die manier contact onderhouden met anderen.

Dit zou naar zeggen van hem veel gevolgen kunnen hebben voor land en volk.

Daarom vindt hij het noodzakelijk dat er een goed onderzoek wordt ingesteld.

Volgens de bestuurskundige moet er gekeken worden welke type criminelen deze berovingen pleegde.

Volgens hem kan het zo zijn dat zij de dienstdoende penitentiaire ambtenaren een bepaald bedrag hebben beloofd. In deze gaat het volgens hem om bemiddelende criminelen, die iets beloven aan de gevangenisbewaarders en contact onderhouden met criminelen daar buiten de gevangenis.

“Als dit het geval is, kan het weer gebeuren, daarom is nader onderzoek heel belangrijk”, aldus Boldewijn.

door Richelle Mac-Nack