‘RVI groot risico voor Hakrinbank’

De regering heeft het Royalties Voor Iedereen (RVI) programma gelanceerd, dat inhoudt dat elke burger een aandeel krijgt in de toekomstige olie-royalty’s. Het RVI-programma baart financieel deskundigen, ernstige zorgen. Volgens een expert met ruime ervaring in zowel de financiële als de olie- en gassector, ontbreekt niet alleen de juridische basis, maar brengt het instrument ook aanzienlijke risico’s mee voor de bankensector, met name voor de Hakrinbank, die als enige in deze fase, bereid en betrokken lijkt te zijn tot uitvoering.

Financiënminister Stanley Raghoebarsing, sprak onlangs in het radioprogramma ABC Aktueel, over het uitstel van de lancering van het programma, dat burgers via een digitale wallet toegang moet geven tot uitkeringen gebaseerd op olie-royalty’s die Suriname verwacht te innen vanaf 2028. Volgens de minister was het uitstel te wijten aan de periode van nationale rouw na het overlijden van voormalig president Jules Wijdenbosch. Maar een financieel deskundige zegt desgevraagd, dat dit een weinig overtuigende verklaring is. “We hebben het hier niet over een volksfeest, maar over een financieel instrument. Het proces had gewoon door kunnen gaan. In werkelijkheid zijn de onderhandelingen met banken vastgelopen.”

Banken weigeren

De bedoeling is dat banken het voorschot financieren, op basis van toekomstige royalty’s die Suriname uit de offshore olieproductie verwacht te ontvangen. Maar volgens de deskundige, hebben vrijwel alle commerciële banken, na maandenlange gesprekken, geweigerd deel te nemen. “Zij hebben het risico beoordeeld en geconcludeerd, dat het onverantwoord is. De inkomsten zijn onzeker, de juridische basis is zwak en er is geen formeel leenarrangement waarin de staat garanties biedt.”

Deze conclusie wordt ondersteund door legal opinions van de leidende advocatenkantoren voor wat betreft Banking & Finance in Suriname.

Slechts één bank, de Hakrinbank, is bereid gevonden om de operatie uit te voeren. Die bereidheid zou volgens de deskundige, niet op vrijwillige basis zijn ontstaan, maar het gevolg zijn van politieke druk. “De staat is grootaandeelhouder van de bank en heeft druk uitgeoefend op het bestuur. De directie had weinig keus. Ze zitten klem: weigeren betekent politieke repercussies, meewerken betekent grote financiële risico’s”, aldus de deskundige.

Juridische basis ontbreekt

Een van de grootste bezwaren is het ontbreken van een wettelijke basis. Volgens de deskundige heeft minister Raghoebarsing erkent, dat de juridische verankering ontbreekt, maar binnen een jaar is volgens de minister, alles ‘’gerepareerd’’ en in orde.  ‘’Dit is onverantwoord. Waarom begin je met uitbetalingen, als je weet dat de wettelijke basis ontbreekt? Zeker als het gaat om miljarden aan toekomstige staatsinkomsten”, aldus de deskundige.

Hij verduidelijkt dat op papier het RIV-instrument niet als staatsschuld wordt gepresenteerd, omdat het gaat om een zogeheten contingent liability: een verplichting die pas ingaat als de royalty’s daadwerkelijk worden geïnd. ‘’Maar zodra een bank geld gaat uitkeren op basis van toekomstige inkomsten, ontstaat in feite een vordering op de staat. De bank moet het voorschot financieren. Als de olie-inkomsten tegenvallen of als een nieuwe regering het besluit terugdraait, zit de bank met het verlies.” Olie en gas staat internationaal bekend als een cyclische sector, met prijscrashes grofweg ieder decennium.

Gevolgen voor de staatsschuld

Naast de risico’s voor Hakrinbank zijn er ook macro-economische gevolgen. Suriname heeft met grote schuldeisers, zoals Oppenheimer, afspraken gemaakt over value recovery instruments, waarbij olie-royalty’s dienen als bron van afbetaling. Zolang de inkomsten toekomstig en onzeker zijn, telt dit niet mee als staatsschuld. Maar als de overheid nu al verplichtingen aangaat op basis van die inkomsten, zou dit herkwalificatie kunnen betekenen. “Het risico bestaat dat het IMF en kredietbeoordelaars dit gaan meetellen als staatsschuld, wat een negatieve impact kan hebben op onze credit ratingen, dus op toekomstige leningen en investeringen.”

Politieke urgentie

Volgens de deskundige is er politieke druk om het programma voor 25 mei van dit jaar te lanceren, mogelijk als electorale zet. “Men wil een ‘succes’ presenteren vóór de Onafhankelijkheidsdag. Maar het tempo waarin dit wordt doorgedrukt, is gevaarlijk. We hebben gezien wat politieke inmenging in de bankensector kan aanrichten, denk aan wat er is gebeurd bij verschillende lokale banken onder voormalig minister Gillmore Hoefdraad.”

De Centrale Bank van Suriname (CBvS) zou volgens de deskundige, een kritischere rol moeten spelen. “De toezichthouder zou moeten waarschuwen voor de risico’s van zulke financiële constructies bij commerciële banken. Het gaat hier om de stabiliteit van het financiële systeem.”

Een ander argument dat door de regering werd aangevoerd, is dat de Hakrinbank als enige over de technologische infrastructuur zou beschikken om dit soort digitale uitbetalingen uit te voeren. Ook dat wordt door de deskundige weerlegd. “Alle banken in Suriname hebben toegang tot moderne betaalsystemen via commerciële platforms. Het idee dat alleen de Hakrinbank een digitale wallet zou kunnen beheren, is een rookgordijn.”

Oproep tot transparantie

De deskundige roept op tot meer transparantie en parlementaire controle. “Er is op dit moment geen wet die dit programma ondersteunt. Er is geen debat geweest in De Nationale Assemblee over de risico’s, over de begrotingsimpact, of over de juridische implicaties. Als dit misgaat, is het niet alleen de Hakrinbank die in de problemen komt, maar het hele financiële systeem en de internationale reputatie van Suriname.”

 

More
articles