Rechterlijke uitspraken over verkiezingslijsten zorgen voor vragen:

‘Geen weigering rechtsingang, maar termijnen gelden’

De rechterlijke uitspraken over de toelating van politieke partijen tot de komende verkiezingen, hebben geleid tot stevige vragen vanwege media. Tijdens een persmoment op 30 april in het Hof van Justitie, probeerde persrechter Ishwardat Sonai, helderheid te verschaffen over de argumentatie en het tijdspad, dat in de vonnissen is gehanteerd. Toch bleven bij sommige journalisten twijfels bestaan, vooral over de gehanteerde deadlines en vermeende toezeggingen in raadkamers.

In een uitzonderlijk moment, gehouden in de zittingszaal van het Hof van Justitie, gaf rechter Ishwardat Sonai tekst en uitleg bij de recente vonnissen in de verkiezingszaaken. Verschillende politieke partijen hadden juridische stappen ondernomen, na de afwijzing van hun kandidatenlijsten, maar in bijna alle gevallen werden hun verzoeken afgewezen.

Volgens Sonai was de kern van de uitspraken, dat de verzoeken buiten de cruciale termijn van 20 april 2025 waren ingediend. “Er is geen sprake van weigering van rechtsingang. De uitspraken zijn gedaan binnen de kaders van de wet, met inachtneming van de termijnen die nodig zijn om het verkiezingsproces niet in gevaar te brengen”, aldus de persrechter.

Echter, journalisten stelden vragen over de juridische hardheid van die 20 april deadline. Die datum lijkt volgens sommigen eerder een bestuurlijke dan een wettelijke deadline te zijn geweest. Daarbij werd gewezen op verklaringen van onder andere BiZa-directeur Mohamed Eskak, die op 19 april al sprak over een mogelijke voorziening voor partijen, afhankelijk van het oordeel van de rechter.

Rechter Sonai zei dat deze 20 april-datum inderdaad expliciet in de vonnissen vermeld staat vermeld als eindpunt voor voorzieningen, maar dat de rechterlijke macht niet bepaalt wanneer het politieke proces ‘stil moet staan’. “De president heeft op 12 april het besluit tot verkiezingen genomen. Partijen hadden tussen 12 en 20 april tijd om zich juridisch te laten horen”, zei hij.

Op de vraag waarom zaken toch nog werden behandeld na 20 april, antwoordde Sonai, dat rechters verplicht zijn te oordelen over ingediende zaken, ook als de termijnen zijn verstreken. “Je kunt een zaak niet zomaar afblazen. Er moet een uitspraak komen, hoe dan ook.”

Tegelijk erkende hij dat in alle vonnissen werd overwogen, dat het toewijzing van de verzoeken na 20 april het verkiezingsproces zou verstoren.

Een ander punt van discussie was de vermeende toezegging aan partijen dat, indien de rechter een positief oordeel zou vellen, alsnog regelingen zouden worden getroffen. “Zijn daar afspraken over gemaakt in de raadkamer?”, vroeg een journalist.

Sonai reageerde terughoudend: “Wat er in de raadkamer is besproken, staat niet in het vonnis. Ik heb in de ‘files’ geen enkele verwijzing kunnen vinden over toezeggingen van bijvoorbeeld het ministerie van BiZa of andere instanties. En ik kan niet reageren op iets wat ik juridisch niet zie.”

De rechter was uiteindelijk kritisch over het tijdpad van de politieke partijen zelf. “Als men wist dat 20 april cruciaal was, waarom zijn gerechtelijke procedures dan pas daarna aangespannen? Het is aan partijen, om alert te zijn. De rechtspraak kan niet corrigeren wat politiek of bestuurlijk, wordt nagelaten.”

De uitspraken troffen onder andere partijen als A20, TLS, DNL, en de NDP. Deze par-tijen voelden zich benadeeld en wezen erop dat het grondrecht op deelname aan verkiezingen, mogelijk is geschonden. Of zij verdere juridische stappen overwegen, is nog niet duidelijk.

Intussen rijst opnieuw de vraag, hoe transparant en voorspelbaar het verkiezingsproces is – zeker als deadlines die niet expliciet in de wet staan, alsnog doorslaggevend blijken.

More
articles