De Progressief-Verheffende Partij (PVP) stelt in haar kort geding, dat er geen geldige reden is voor de weigering van haar registratie door het Centraal Hoofdstembureau (CHS) en het staats-hoofd. Volgens de PVP, is er geen sprake van de in artikel 35 lid 1 t/m 4 van de Kiesregeling genoemde weigeringsgronden. De PVP merkt op dat noch het CHS, noch het staatshoofd, deze gronden hebben genoemd in hun besluit, en benadrukt, dat er geen wettelijke bepaling is die vereist dat het volledige bestuur een volmacht moet ondertekenen voor registratie.
De PVP wijst erop dat het Administratief Beroepsinstituut van het staatshoofd in zijn resolutie van 5 maart 2025, onterecht de uitleg van artikel 7 lid 1 van het Huishoudelijk Reglement (HR) en de statuten van de PVP heeft opgelegd, terwijl artikel 7 lid 2 bepaalt, dat besluiten van het hoofdbestuur genomen worden bij gewone meerderheid. Volgens de PVP wordt de volmacht dus rechtsgeldig verstrekt door het hoofdbestuur, en kan niet worden gesteld dat er voor registratie een ondertekening door het gehele bestuur vereist is.
Verder stelt de PVP dat zowel het CHS als het staatshoofd, de beslissingen niet goed hebben gemotiveerd, wat een schending van het motive-rings- en zorgvuldigheidsbeginsel inhoudt. De PVP stelt dat er geen legitieme redenen zijn voor de weigering van de registratie en dat het CHS onterecht heeft gehandeld.
De PVP benadrukt dat volgens artikel 22 van de statuten, het hoofdbestuur beslist in gevallen van onduidelijkheid of verschil van mening over de uitleg van de statuten en het HR. Binnen het bestuur bestaat er geen verschil van mening over de uitleg van de bepalingen, wat bevestigt dat de regi-stratievoorwaarden correct zijn nageleefd. Het kort geding beoogt de onterecht geweigerde registratie van de PVP ongedaan te maken.