Jagdeo prijst Suriname om obligatie-uitgifte, maar waarschuwt voor risico’s

De Guyanese vicepresident Bharrat Jagdeo, heeft Suriname geprezen voor het aanbieden van investeringsmogelijkheden aan burgers in het eerste grote olieproject van het land. Tegelijkertijd waarschuwde hij voor de risico’s die hiermee gepaard gaan, vooral voor lokale investeerders.

Op 31 januari 2025 lanceerde Staatsolie officieel de Staatsolie Bond 2025-2033 met als doel minimaal USD 250 miljoen en euro 50 miljoen op te halen. De obligatie, die op 23 maart 2025 ingaat en een looptijd van acht jaar heeft, biedt een rente van 7,75 procent voor dollarobligaties en 7,25 procent voor euro-obligaties. Met een minimale investering van 100 dollar of 100 euro, kunnen Surinamers deelnemen, terwijl grotere investeerders uit Suriname, Curaçao en Sint Maarten, kunnen instappen vanaf 30.000 dollar.

Tijdens zijn wekelijkse persconferentie in Georgetown noemde Jagdeo het initiatief prijzenswaardig, maar benadrukte de financiële risico’s. “Laten we afwachten of er in Suriname veel op wordt ingetekend. Maar mensen moeten zich bewust zijn van het risico: als het olieproject niet succesvol is, kan een belegger zijn rendement mislopen”, aldus Jagdeo.

Verschillende benaderingen in Suriname en Guyana

Jagdeo wees op het verschil tussen de financieringsaanpak van Suriname en Guyana. In tegenstelling tot Guyana, neemt Suriname eigen vermogen in het project, wat betekent dat het geld moet inzamelen voor participatie. “Gezien de financiële beperkingen in Suriname is er een limiet aan wat geleend kan worden. Daarom wordt er via obligaties kapitaal opgehaald”, legde hij uit. Hoewel aandelenparticipatie potentieel hogere rendementen biedt, waarschuwde Jagdeo, dat investeerders pas beloond worden nadat alle kosten, inclusief leningen, zijn afgelost. “Als je in aandelen belegt, moet je wachten tot de kosten zijn terugverdiend. Als het project verlies lijdt, is er geen rendement.” Jagdeo zei dat deze investeringssom ook in Guyana kan worden toegepast, bijvoorbeeld in sectoren als kunstmestproductie of offshore serviceschepen. “Bij obligaties weet je precies welke rente je krijgt. Maar bij aandelenbeleggingen hangt je rendement af van de winstgevendheid van het project”, zei hij.

Vergelijking met Guyana’s oliedeal

De Guyanese oliedeal met ExxonMobil is herhaaldelijk vergeleken met die van Suriname. Staatsolie-directeur Annand Jagesar heeft eerder gewezen op de gunstigere voorwaarden die Suriname wist te bedingen, vergeleken met de 2016 Productieovereenkomst (PSA) van Guyana, dat slechts 2 procent royalty’s ontvangt, geen belastingen en een winstverdeling van 50 procent na aftrek van 75 procent aan kosten. Jagdeo gaf toe dat de Surinaamse voorwaarden beter zijn, maar verdedigde de aanpak van zijn regering door te stellen dat Guyana via wetgeving en infrastructuurprojecten zoals Gas-to-Energy, extra voordelen uit de olie-industrie haalt. “We hebben ExxonMobil overtuigd meer bij te dragen aan de ontwikkeling van Guyana, ondanks de zwakke deal uit 2016”, zei hij. Guyana heeft geen aandelenbelang in de offshore productie in het Stabroek-blok, waar ExxonMobil de dagelijkse productie heeft verhoogd tot bijna 700.000 vaten olie uit de projecten Liza One, Liza Two en Payara.

Critici wijzen erop dat Guyana geen afschermingsbepaling heeft ingevoerd, waardoor ExxonMobil winsten uit bestaande projecten kan gebruiken om nieuwe ontwikkelingen en exploraties te financieren. Hierdoor zou Guyana in 2024 meer inkomsten uit de drie productiefasen hebben kunnen halen, in plaats van dat Exxon deze bedragen herinvesteert in andere projecten.

Terwijl Suriname met zijn obligatie-uitgifte een bredere groep investeerders betrekt bij de olie-industrie, blijft in Guyana de discussie voortduren over hoe het land meer financiële voordelen uit zijn olievelden kan halen.

More
articles