Richard en Nora zaten op het balkon te genieten van de zondagse zon. Hun rust werd verstoord door twee gemaskerde mannen in overall met automatische vuurwapens. Die wilden het contante geld dat in huis was of er zouden ongelukken komen. De sieraden ook. Want, zei de lange man, jullie hebben genoeg geld en ik heb een deel nodig voor mijn mensen. Om erger te voorkomen deden Richard en Nora hun kluis open en namen afstand van hun geld en sieraden. De rovers gingen tevreden weg. Richard en Nora keken elkaar betekenisvol aan. De dubbele muur waarin zij een heleboel Amerikaanse dollars hadden verborgen was niet aangeraakt. Dat voelde als een stukje rechtvaardigheid tussen al dit onheil. En nu maar de politie bellen.
Fiscale legaliteit
Legitimiteit is het wezenlijk verschil tussen belastingheffing en diefstal. Legitimiteit wordt ontleend aan wet, gedrag en perceptie. Het begint met een wettelijke basis. De grondwet eist dat belastingen alleen geheven worden krachtens de wet, welke wet de tarieven moet bevatten (Art 155 Gw). Dit heet het fiscale legaliteitsbeginsel. Een belastingwet die zegt “er is een heffing op motorbrandstof en de minister mag zeggen wie hoeveel moet betalen en wie het mag weten” is absoluut niet toegestaan. Een volksvertegenwoordiger met enig respect voor zichzelf en hun grondwettelijke eed zal daar nooit voor stemmen. Een minister met enig respect voor hun ambtelijke eed zou dat niet uitvoeren. Een republiek waarin dit wangedrag wordt getolereerd kan geen stand houden.
De minister en de Koning
Recent zijn verschillende persverslagen verschenen van uitspraken van de minister van financiën over de gouvernement take (overheidsgrabbel) op brandstof. Samengevat zegt hij:
- Het volk hoeft het tarief van de overheidsgrabbel niet te weten,
- de overheidsgrabbel is een verzameling van belastingen die in de wet geregeld zijn, een deel is variabel en dat wordt beheerst door slimme mensen die verstand hebben van de markt en de gemeenschap en de begroting
- de overheidsgrabbel compenseert voor verlaagde dividenden van staatsolie wanneer de olie prijs omlaag gaat,
- de opbrengst van de overheidsgrabbel is nodig voor de begrotingsuitgaven, en
- de bijkans maandelijkse verhoging van de overheidsgrabbel is zo slim gedaan dat het de inflatie heeft verlaagd.
Dat zijn nogal indrukwekkende beweringen. De minister zegt dat hij heel slim omgaat met het nemen van het geld en het besteden van het geld, en dat de media en het publiek daar geen vragen over moeten stellen. Die attitude past uitstekend in een vorstendom waar de prinsen in hun wijsheid bepalen wat de lijfeigenen aan de staat moeten geven op straffe van bezitsonteigening en vrijheidsbeneming.
Dat is in het Nederlands koninkrijk al sinds 1815 niet meer zo. In de Surinaamse kolonie evenmin. Bij de onafhankelijkheid in 1975 werd in de grondwet verankerd dat belastingen krachtens wet moeten worden geheven, evenals in Nederland. Die terminologie werd toen reeds aldus begrepen dat belastingtarieven een kwestie van de volksvertegenwoordiging zijn. Als dat niet genoeg was heeft de grondwetgever in 1987 de terminologie aangescherpt om nogmaals te verduidelijken dat belastingtarieven met instemming van de Nationale Assemblée moeten worden vastgesteld.
Het is precies dit huidig gedrag rondom de overheidsgrabbel dat de grondwetgever heeft willen voorkomen. De minister van de Republiek Suriname waant zich echter machtiger dan de Koning in de Kolonie.
Waar is de buit?
Maar waar gaat al dat geld heen? Uitgelekte brieven waarin tariefwijzigingen aan een drietal belastingplichtigen (oliemaatschappijen) werden meegedeeld geven aan dat het tarief van de overheidsgrabbel in de maanden juli, augustus en september 2024 elk met SRD1.00 zijn verhoogd. Deze besluiten zijn niet gepubliceerd in het staatsblad of advertentieblad. Ingrijpendere verhogingen hadden eerder in het jaar reeds plaats gevonden. Sinds oktober 2023 zijn de tarieven verhoogd van ongeveer SRD3.00 naar ongeveer SRD11.00. De minister zei op een regeringspersconferentie op donderdag 7 november 2024 dat in het maandelijks brandstofverbruik geen verlaging is te zien. Naar verluidt is dat maandelijks verbruik via pompstations ongeveer 36 miljoen liter. Je moet dus verwachten dat bij een tariefsverhoging van SRD1.00 per liter de Staat SRD30 tot 40 miljoen extra per maand ontvangt. Dat is echter niet te zien in de financiële rapportage van het ministerie. Daar zien wij in die maanden mutaties in de opbrengst van SRD-2 tot 15 miljoen. Dat is hooguit een derde van de te verwachten extra opbrengst.’
Het precieze bedrag is moeilijk vast te stellen gelet op het grillig verloop van de maandelijkse opbrengsten. Maar ook dat grillig verloop roept vragen op over de uitvoering van deze heffing en de verantwoording van de opbrengsten.
Bij een gemiddeld tarief van SRD7.00 zou de maandelijkse opbrengst tenminste SRD210 miljoen moeten zijn. Bij een gemiddeld tarief van SRD11 per liter zou de maandelijkse opbrengst meer dan SRD350 miljoen moeten zijn. Wij zien echter een maandelijkse opbrengst van nauwelijks een derde van dat bedrag. De variabiliteit in de maandelijkse opbrengsten wordt niet verklaard door de tariefverhogingen en de liters brandstof die maandelijks worden verkocht, terwijl het gebrek aan extra opbrengsten bij tariefverhogingen ook niet goed verklaarbaar is.
Het inflatie verhaal
De consumenten prijs index is een statistische weergave van de prijs van een pakket van ongeveer 300 goederen en diensten bestemd voor consumptieve doeleinden in Commewijne , Coronie, Nickerie, Para, Paramaribo, Saramacca, Wageningen en Wanica. Grote delen van het binnenland die gevoelig zijn voor transport- en brandstof kosten zijn daarin niet begrepen. Inflatie is een stijging van de consumenten prijs index.
Verbruiksbelastingen worden afgewenteld op de koper en beïnvloeden de prijs. De minister verhoogt iedere maand de verbruiksbelasting (de overheidsgrabbel) en zegt dat hij daarmee de inflatie in bedwang heeft gehouden.
Indien de markt werkt moeten brandstof prijzen kunnen stijgen en dalen. Verbruikers, waaronder bedrijven en consumenten, moeten dat voordeel van de verlaging genieten net zoals zij de pijn van de stijging voelen. De minister en zijn bekwame mensen remmen dat af door bij iedere daling van de marktprijzen de belasting op brandstof te verhogen. Dit verlaagt niet de inflatie maar verhoogt het. Het drukt ook onevenredig op transport kosten, die onevenredig drukken op mensen die lange afstanden afleggen (zie mijn eerder opstel “Brandende vragen: over de prijs van brandstof en belastingen”, november 2023).
De maatregelen die de minister moest nemen om via verbruiksbelastingen geld uit de economie af te romen en zo de inflatie te bestrijden heeft hij juist tegengewerkt, waar nodig met misleiding en vertrapping van de wil en het ordereglement van de Nationale Assemblée (zie mijn eerder opstel: De Fiscale Rechtswil van de Nationale Assemblée, november 2023).
Suriname heeft na de inflatieschokken van de pandemie en de Oekraïne invasie nimmer een jaarlijkse inflatie geboekt onder de 5%. Alle vergelijkbare landen hebben dat al lang gedaan. In de huidige DNA-zittingsperiode is de consumenten prijsindex gestegen van 194.5 (juli ’20) tot 825 (september ’24). Dit is een cumulatieve inflatie van 324%. Dalende inflatie (disinflatie) betekent dat prijzen minder snel stijgen. Maar ze stijgen nog steeds met 10% of meer per jaar. Consumenten (en producenten) betalen niet het verschil met de inflatie van drie jaren geleden, maar (het verschil in) de prijs. Alles is nu 4x zo duur en wij mogen verwachten dat de hogere prijzen nogmaals 10% of meer per jaar zullen stijgen. Dit is geen blijk van een “geslaagde” beheersing van de inflatie maar eerder van een wellicht ontspoord beleid, dat ook nog illegaal is.
Dat inflatieschokken tot een hoge cumulatieve inflatie leiden is te verwachten. Ook initiële beleidsmaatregelen kunnen hieraan bijdragen. Maar wij kampen 4 jaren na de lockdown nog steeds met jaarinflaties en inflatieverwachtingen die 2x tot 4x zo hoog zijn als vergelijkbare landen. Dat roept om een diepere reflectie op het doorgaand beleid. Maandelijkse verhogingen van accijnstarieven moeten bovenaan die lijst staan.
Belastingheffing of diefstal
Belastingheffing is geen diefstal als het uit kracht van en overeenkomstig de wet gebeurt. De minister en zijn handlangers hebben dat pad resoluut verlaten in het geval van de overheidsgrabbel. Dat maakt deze heffing en alle onregelmatigheden in de verantwoording van de opbrengsten moeilijk te onderscheiden van diefstal. De minister toonde zich tijdens de persconferentie niet blij dat de brieven aan de oliemaatschappijen in het publiek domein zijn beland, ondanks de wet hem verplicht tot publicatie van deze brieven. Als een dief in de nacht wil de minister de tarieven liever geheim houden.
Het is inderdaad de taak van de pers om dit onregelmatig overheidsgedrag aan de kaak te stellen, totdat wij hopelijk meer dan stilzwijgen zien van de Nationale Assemblée. De Wetgever (regering en DNA) moet wetten maken voor de belastingen die de regering wil heffen, en de belastingtarieven in de wet opnemen. Dat is hun constitutionele taak. Het roekeloos verwaarlozen van die plicht is vernietigend voor de belastingmoraal en leidt tot allerlei onregelmatigheden in de belastingopbrengst, de prijsvorming en de verdeling van de lastendruk.
Paramaribo
November 11th 2024
Stanley A Esajas